Een overtreding
De gelegenheid maakt de dief: als ik 's nachts om vijf over een naar huis wandel,
staat de deur van de vis- en broodjeswinkel nog open. Ik doe een stap naar
binnen en vraag aan de baas, die achter de toonbank bezig is: ‘Kan ik nog even
een haring krijgen?’ Hij kijkt als een struikrover. ‘Gauw dan maar,’ antwoordt
hij en dan heb ik het beest al bij de staart en til het boven mijn hoofd.
Terwijl ik kauw, zegt de winkelier: ‘Ze benne lekker, nou’ en drentelt naar de
deur, waar aangekomen hij plotseling angstig schreeuwt: ‘Een agent! Vooruit,
gooi weg dat vissie.’
Ik geraak in een paniek en doe, met de halve haring tussen mijn vingers, een paar
loze passen. Weggooien? ‘Da's zonde,’ fluistert mijn gierigheid en, terwijl het
gevaar op zware laarzen nadert, prop ik het hele beest, met staart en al, in
mijn mond.
De agent, groot-zwart, staat op de drempel en zegt: ‘Goeienavond heren,’ want het
begin is meestal vriendelijk, al ligt er iets dreigends in.
‘Goeienavond agent,’ antwoordt de winkelier op de valsbrave toon van het
bekendejongetje dat, met een sneeuwbal achter zijn rug, innemend doet tegen een
heer met hoge hoed.
Ik voor mij knik alleen maar zo'n beetje, want als je een halve haring, met
staart en graat incluis, doodstil op je tong hebt liggen, valt de conversatie
moeilijk.
‘Meneer is nog laat in de zaak,’ meent de agent met een gevaarlijke kalmte waarin
je de sleutels van de bajes kunt hóren rinkelen. ‘Ik heb het tien over één op
m'n klokkie.’
‘O dat is in orde,’ zegt de winkelier. ‘Hij eet niks, begrijpt u, maar hij is een
kameraad van me. We staan effe over