‘Men geve achteloos blijk te weten hoe gioielliere en pasticceria worden uitgesproken; waarom Luca Pitti zijn paleis heeft doen bouwen; hoe onvergelijkelijk de David van Michel Angelo is en hoe armzalig de Hercules van Bandinelli; dat de Arno beurtelings groen is en geel, en men verklare zich ironisch pro of contra de mening dat iemand neurasthenisch zou moeten zijn om Botticelli te waarderen.’
Begrijpt u waar ik heen wil?
Behalve van een grote eruditie moet u, in een goed Boekenweekgesprek met een dame, ook blijk geven van een excentrieke, bijna roekeloze oorspronkelijkheid. Met een zin als: ‘Goethe was een groot schrijver’, bereikt u natuurlijk niets. Dat weet iedere ezel. Hij vermoedt het althans. Neen, veel diepere indruk maakt u met een matige waardering voor Sophocles, doch een warme gehechtheid aan de treurspelen van zijn zoon. Ik heb ook een man gekend die de gewoonte had, tijdens de Boekenweek, doodleuk te beweren dat iedereen nu wel wegloopt met Cervantes, omdat hij ‘die aardige, maar oppervlakkige Don Quichotte geschreven heeft’, terwijl de werkelijk belangrijke Spaanse schrijvers uit die tijd ongelezen blijven. En dan praatte hij (want hij had een goede encyclopedie) een kwartier lang lyrisch over een man, wiens naam voornamelijk deed denken aan een warm gerecht met veel knoflook. Het meisje naast hem had nog nooit van die schrijver gehoord, laat staan van hem gelezen. Ze hield trouwens een zondige voorkeur voor de boekjes uit de Bouquet-reeks kuis bedekt, zodat hij voor haar ontstelde ogen groeide tot een reus van de geest.
Mocht u op een bijeenkomst een onzer beroemde schrijvers tegen komen, dan kan Bud Schullberg u helpen. Deze Amerikaanse auteur gaf het advies, tegen zo'n man te zeggen:
‘Ik ontleen zo verschrikkelijk veel aan het regelmatig herlezen van...’ En dan noemt u zijn slechtste, door iedereen afgekraakte, ook naar zijn eigen mening volstrekt mislukte boek. Erg geraffineerd. U moet het toch eens proberen. Op het gelaat van de schrijver verschijnt eerst een uitdrukking van verbazing en dan van geluk.
Als u op een literaire bijeenkomst een meisje ontmoet dat zweverig begint te praten over de enorme rol die de kunst in haar leven speelt, bereikt u veel met een gemarteld zwijgen. Als ze eindelijk stil valt, veegt u het voorhoofd af. U zucht en u zegt:
‘Creativiteit is van een stuitende opdringerigheid. Ik was laatst bij