zei: ‘Ik snap niet wat het allemaal is.’
‘Laat ik je dan maar helpen,’ antwoordde hij. Toen ze besteld hadden viel er een
soort zwijgen dat ons allebei ongelijk gaf. De Amerikaan had een bundel geld uit
zijn zijzak gehaald en begon de bankbiljetten te bekijken, naïef, of het
poëzie-albumplaatjes waren. ‘Hoeveel zou dat nou zijn?’ vroeg hij aan zijn
vrouw. Ze haalde haar schouders op. Nu sprong de man met de coltrui in. Hij
sprak zeer rad Engels. Terwijl hij het geld met de Amerikaan doornam, feilloos
omrekenend in dollars, leunde het meisje achterover en keek met haar grote,
zwarte, wat doezelige ogen van de een naar de ander, haar hoofd bewegend als
iemand die een tenniswedstrijd bijwoont. Het was duidelijk dat ze geen Engels
verstond. Maar de man met de coltrui zette de conversatie voort, ook toen het
eten arriveerde. Ja, hij kwam geregeld in de States. Great country! De Amerikaan
vond het ook. Hij zei: ‘Maar ze geven je weinig geld in Europa voor je dollars,
tegenwoordig.’
Omgaand antwoordde de man: ‘Dat is het risico van het winnen van
wereldoorlogen.’
Ze lachten alle drie. Het meisje had het niet verstaan. Ze keek dromerig in haar
lege bord. Ze verveelde zich. Teder vroeg de Amerikaan: ‘Uw dochtertje?’
‘Nee, nee,’ antwoordde de man. Mijn vrouw knikte even triomfantelijk, maar vóór
haar beurt, want hij vervolgde: ‘Ik heb alleen twee zoons. Maar ik maakte de
fout ze te verwennen. Ik bedierf ze. Nu kennen ze de waarde van het geld niet.
Maar zij is het dochtertje van vrienden. Ik neem haar soms mee uit. Om haar een
plezier te doen.’ En in het Hollands tegen haar: ‘Wat wil je toe? Gebak,
zeker?’
Ze schrok een beetje, omdat ze plotseling weer meedeed. Daarop knikte ze. De man
bestelde. Nu verscheen er een wit gejaste horecawelp met een soort trekwagen,
die vol taartjes lag. Het meisje begon te stralen. En voor het eerst begreep de
man haar, door goedig te zeggen: ‘Je mag er wel twee, hoor.’ Ze ging rechtop
staan. Er kwam een blosje op haar wangen. Met een voorzichtig vingertje wijzend,
riep ze: ‘Die. Enne... nee, die toch liever. Die andere, ernaast.’
Ze leefde vlak bij een drempel. Als ze die straks overschreden had, zou ze nooit
meer blozend overeind komen bij het zien van zóveel taartjes.
‘She likes sweets,’ zei de man.
Het meisje begon zorgvuldig te eten.
Ze was eindelijk uit.