wijze ‘in ieder stadje een ander schatje’ te plaatsen, glimlacht hij
geheimzinnig als iemand die zich ergens niet over wil uitlaten. Maar ik voor mij
geloof dat het geen schatjes waren, maar kroegjes.
Goed, op zijn mistige manier rolt Joop door het leven. Alle dagen zijn eender.
Soms valt de borrel beter dan gisteren, maar markanter verschillen zijn er
niet.
Doch een maand of wat geleden kwam er opeens een zekere kentering in zijn
bestaan.
Zijn solide, altijd onbeduidende en daardoor zo rustgevende conversatie kreeg een
ontevreden toets.
‘Ik sta hier elke dag maar te zuipen in die rotkroeg,’ zei hij. ‘Dat is toch geen
leven voor een mens? Zo leeft een zwijn. En dat, terwijl er zoveel moois op de
wereld is.’
De andere vaste jongens hoorden er van op. Ze zagen eruit of ze best eens een
opsomming van al dat moois op de wereld zouden willen horen, maar ze hadden de
tact er niet om te vragen. In Joop gistte het, dat stond vast. En al gauw nam
zijn onvrede met zich zelf de contouren aan van een plan.
‘Ik ga buiten wonen,’ annonceerde hij op een middag. ‘Ik heb al een jofel huisje
op het oog. Helemaal in het groen. En nog geen vijfendertig minuten van hier, op
de brommer.’
‘Heb je dan een brommer?’ vroeg de kastelein.
‘Nee, maar die ga ik kopen,’ zei Joop.
En hij dronk nors zijn glas uit, uitdagend om zich heen kijkend of iemand soms
‘dat doe je tóch niet’ zou durven zeggen. Maar niemand deed het. Sterker nog,
dat huisje van Joop werd langzaam maar zeker een gezamenlijk beleefde droom. Hij
kon zo smakelijk vertellen hoe hij - ‘wie doet me wat?’ - in zijn tuintje zou
zitten, onder het gretig inademen van frisse lucht. En dat is het mooiste wat er
is, frisse lucht, daar waren alle vaste jongens het over eens. Ze zouden
geregeld bij Joop op bezoek komen, om er ook van te genieten, lekker ver van die
benauwde kroeg.
‘En dan gaan we met een klein, fris flesje bier ernaast zitten vissen, jongens,
en dan is voor ons het sociale vraagstuk opgelost.’
Zelfs de kastelein, een habituele scepticus, werd ten slotte meegesleept en
verleende zijn belangeloze bemiddeling bij de aankoop van een ijzersterke
tweedehands brommer, die Joop moest bevleugelen om naar zijn hemel te kunnen
toevliegen.
Met dat voertuig is hij vorige week, in schemerige toestand, tegen een auto
opgereden, waarbij hij zijn pols heeft gebroken, gewoon omdat hij nu eenmaal
altijd iets breekt. De brommer is een total loss. En dat huisje...