kind van vier maakt, altijd een voor mij begrijpelijke voorstelling moeten
zijn? Die periode treedt later wel in, als ze haar onbevangenheid verliest en
herkenbare dingen uit de werkelijkheid begint te kopiëren. Nadat ze een hele
tijd gekrast heeft, zegt ze opeens: ‘Dat zijn de wolken...’
Ze draait haar hoofd in mijn richting en lacht tegen me, met een merkwaardig
mengsel van beminnelijkheid en spot. Ik kan me niet onttrekken aan de indruk dat
ze denkt: ‘Ach, die man wil natuurlijk weten wat het is, dus laat ik maar wat
tegen hem zeggen.’
De Duitsers noemen, wat ik doe, ‘hineininterpretieren’. Toch blijf ik die indruk
houden - hoe aanvechtbaar het ook is.
‘O ja, de wolken,’ roep ik.
Ze gooit de viltstiften neer een begint de tekening op te vouwen. Vervolgens pakt
ze, doelgericht, uit een standaard naast mijn bureau, een grote, witte envelop
en schuift de tekening erin. Als ze de envelop heeft belikt en dichtgeplakt -
het gaat allemaal met een grote greep op de materie - zegt ze: ‘Jij
schrijven.’
‘Wat?’
‘Voor mamma.’
Ik zet het er met rode letters op.
‘En 'n pos-vlegel,’ zegt ze.
‘Een postzegel? Maar je neemt 'm toch straks mee naar huis?’
Ze knikt.
‘'n Pos-vlegel,’ herhaalt ze.
Weer buigt ze zich voorover en grijpt een bakje, waarin postzegels van de meest
courante waarden liggen.
‘Dit is een mooie,’ roep ik, met valse geestdrift.
En ik til, tussen duim en vinger, een blauwe van tien cent in de lucht. De
goedkoopste die er bij is. Ook weer echt een daad waarin een groot mens klein
kan zijn. Ik denk immers, met mijn armzalige logica: ‘Ze neemt de envelop straks
mee naar huis. Er hóéft helemaal geen postzegel op. Dus kan ik er net zo goed
een van een dubbeltje nemen.’
Ze neemt met haar kleine vingertjes de zegel uit mijn hand, kijkt er even naar en
werpt 'm dan terug in het bakje.
‘Deze niet?’ vraag ik.
Weer draait ze haar hoofd in mijn richting en kijkt glimlachend naar me, op een
manier die zich in de hoogste mate leent voor interpretaties. Heeft ze me dóór?
Opeens voel ik me beschaamd over mijn krenterigheid, pak er een van
vijfenvijftig en roep: ‘Dat is een mooie, hè?’
Ze bekijkt 'm lang en aandachtig. Dan gooit ze 'm op het bureau, buigt zich
voorover en laat haar handje verdwijnen tussen de postzegels. Even