Leren
De kastelein had niet gekeken naar Holocaust. Zijn argument was
voorspelbaar: ‘D'r is al narigheid genoeg op de wereld, meneer.’
Ik knikte, maar blijkbaar niet overtuigend genoeg, want hij vroeg: ‘Hebt u wél
gekeken, dan?’
‘Nee, ik moest naar een vergadering,’ zei ik. Dat was ook zo. Toen ik tegen
middernacht thuiskwam, vond ik mijn vrouw diep treurig in haar stoel, naast een
bergje verfrommelde papieren zakdoekjes. Ze had het gezien.
In de kroeg ging de telefoon. Terwijl de kastelein verwikkeld raakte in een nogal
wijdlopig gesprek met een leverancier die erg veel te vertellen had, zei een man
die vlak bij me aan een tafeltje zat: ‘Ik heb ook geen televisie gekeken. Maar
niet omdat ik om die oorlog heen wil, hoor. Dat zou toch onmogelijk lukken. Ik
heb die oorlog bij me. Hier.’
Hij tikte met één vinger op zijn borst, ter hoogte van zijn das. Een mooie das.
Hij was een met zorg geklede heer van mijn lichting.
‘Ik heb er eigenlijk veel aan te danken,’ zei hij.
‘Waaraan?’ vroeg ik.
‘Nou, aan die oorlog,’ zei hij, met een vaag glimlachje. ‘Niet dat ik
zwarthandelaar ben geweest, of bunkerbouwer. Die hadden toen de tijd van hun
leven. Net als, aan de andere kant, sommige verzetsfiguren. Maar ik was een
doodgewone jongen van achter in de twintig en ik had een doodgewoon vrouwtje,
twee jaar jonger dan ik. Vlak voor de oorlog waren we getrouwd. En daar begint
eigenlijk al, wat ik er aan te danken heb. Want wat wisten we nou eigenlijk van
elkaar en van onszelf, toen we zo braaf “ja” zeiden op het stadhuis? We wisten
dat we verliefd waren. Maar verder wisten we niks, helemaal niks, net als de
meeste mensen die gaan trouwen.’
Hij produceerde dat vage glimlachje weer en zei: ‘Armoe, angst, verleiding om
verkeerde dingen te doen, kleinzielige afgunst. Dat ging allemaal over ons heen.
In die vijf jaar had het helemaal mis kunnen gaan tussen ons. Het was een soort
beproeving, waarin de mensen elkaar en zichzelf leerden kennen tot op de bodem.
Hard hoor. Je zag veel lelijks. Maar we hebben het samen doorstaan. Die
bezetting heeft eigenlijk ons huwelijk gemáákt. En de hongerwinter aan het slot
was het eindexamen. Want honger bracht niet je aardigste karaktereigenschappen
naar boven.-Niets menselijks is mij vreemd - is dat geen uitspraak van
Jezus?’
‘Ik ben niet zo bijbelvast,’ antwoordde ik.
‘Die oorlog heeft me geleerd dat mij ook niets menselijks vreemd is,’ zei