negen uur zeven, monsieur Emile in. Een verzorgd oud heertje,
altijd welgemoed, want hij liep in Nice de cafés af en ging, tot de rand toe
volgetankt, met de bus naar huis. Hij woonde in Beaulieu, waar veel villa's,
maar weinig kroegen zijn. Hij zei eens tegen me: ‘'t Is de rustigste plaats van
de Rivièra. Geen jongeren, geen gekken.’ Vooral bij de vermoeide juffrouwen was
monsieur Emile zeer populair. Misschien kenden ze elkaar van vroeger, toen ze
allemaal nog mooi waren. Hij begroette ze zwierig met het woordje ‘chérie’. In
het wachthuisje bij de haven zat hij altijd op een bank. Soms was hij ingedut.
Dan begonnen alle vrouwtjes met daarvoor geëigende voorwerpen op de ramen te
bonken en zijn naam te roepen, want ze wilden niet dat hij de bus zou missen.
Als het niet hielp stapte de chauffeur uit en schudde hem wakker - een lieve
attentie. Monsieur Emile zei dan tegen hem: ‘Bedankt, goede vriend, je hebt mijn
leven weer gered.’ Dan lachte iedereen, behalve de neger. Het leek wel of hij
het lachen lang geleden had verleerd.
Op een avond was de bus van negen ongewoon vol. De Amerikaanse vloot deed de
Rivièra aan. Drie schepen lagen bij Villefranche en een vierde bij St. Jean Cap
Ferrat. De matrozen gingen passagieren in Nice. 's Ochtends waren ze aan het
fotograferen en 's avonds waren ze dronken. Want van passagieren moet men zich
niet te veel voorstellen. Zingend en schreeuwend zaten ze achter in de bus, in
gezelschap van een wat verfomfaaid Frans meisje dat de Engelse taal machtig was.
Ze zaten daar allemaal, op twee negers na. Die hadden plaats genomen op een
bankje naast het onze. Een van hen ving mijn blik met koele ogen en vroeg
opeens: ‘You hate Americans?’
‘No,’ zei ik.
Hij wendde zijn hoofd af. De andere matrozen stapten joelend uit in Villefranche.
Het meisje bleef even staan bij de twee negers en zei: ‘Jullie kunnen beter hier
uitstappen en een taxi nemen naar St. Jean Cap Ferrat, anders moeten jullie bij
de volgende halte heel lang lopen naar het schip.’
Ze rook doordringend naar goedkope parfum en alcohol. De jongens keken weer zo
koel naar haar. Ze gaven geen antwoord en bleven zitten. Toen liep ze maar door,
zei in hun richting wijzend, iets tegen de chauffeur en stapte uit. Ze had het
goed bedoeld.
Toen we stopten bij de volgende halte riep de chauffeur in het Frans: ‘Die twee
matrozen moeten er hier uit.’
Ze bleven zitten. Hij kwam achter zijn stuurwiel vandaan, ging voor in de bus
staan en zei nijdig: ‘Laten ze teruggaan naar Amerika! Ik kan niet eeuwig
blijven staan. Ginds ligt dat rotschip van ze.’