Mag 't een ietsje meer zijn(1983)–S. Carmiggelt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Al mijn gal (1954) Des dichters werkplaats Ja, kom maar binnen vriendje, bijten doe ik niet. Beroemde dichters zijn nog niet zo kwaad. Jij wou de werkplaats zien hè? Nou, dat gaat. Ik puf net uit van 'n sonnetje, over mijn verdriet. Dat valt niet mee hoor, het zijn zware sentimenten. Ja, til ze maar eens op. Dat weegt wat, niet? O, 'k blaas het als een veertje, mijn verdriet. Maar 'k ga nu weer gebukt onder mijn lenten. Dat lijkt zo poezel hè, een dauwdrop hier, een krokusje of wat en klaar is Kees... Maar gek jô, als ik het dan later overlees, dan denk ik: ‘Ventje, hier ontbreekt het diér.’ Sinds kort werk ik nu met marmotjes. Leuk goedje, wat? Ja, aai ze maar eens goed. Ik observeer nu wat zo'n diertje doet. Zo helpen ze mijn snarenspel, de dotjes. En hier heb je mijn weemoed. Op die plank. Heel wat hè? Ja, daar sla ik flink van in. Mijn wijn staat dáár. Er zit genever in, maar 'k noem het altijd wijn hè, voor de klank. Nou, en ‘mijn lief’ heeft je erin gelaten. Welja, dat bolle wijfje bij de deur... Ach man, zo'n pen maakt alles superieur. Bokalen? Jô, dat zijn gewoon de vaten. Vorige Volgende