Frits, die ergens in een fabriek loopt te bassen. Kind noch kraai, zelfs geen
hond - ze maken altijd een mooie reis 's zomers. Als jong meisje is ze één
seizoen aan het toneel geweest. Veel brieven opgebracht. Er hangt nog altijd een
foto van haar in Als de ster bleef stille staan... op de
logeerkamer. Maar ze treurt er nooit om - zó diep zat het niet. Ze heeft een
aantrekkelijk daas lachje en ze vindt het, op een wat moede manier, allemaal zó
gezellig... dat je er bént, dat je weer weggaat, dat je gauw nog eens terugkomt.
Gezellig.
‘Ga zitten, ga zitten... wil je thee... wacht, nou ga ik eerst die prachtige
bloemen van je verzorgen... hier, deze vaas... wat denk je, zouden ze daar goed
in staan?’
‘Ja, dat lijkt me wel,’ zeg ik. Wat weet ik van vazen?
‘Kijk, dan doen we er eerst een klein stukje van onderen af en...’
Ze valt opeens stil, draait zich half naar mij om en roept geschrokken: ‘Zeg, wat
hoor ik...’
‘O, dat is niks,’ antwoord ik. ‘Dat zijn kinderen die buiten schreeuwen.’
‘Nee, ik bedoel, wat hóór ik, is Piet weggelopen bij Magda?’
‘O ja,’ zeg ik. Het is een oud verhaal. We zijn er thuis al weer over
uitgepraat.
‘Wat verschrikkelijk vind ik dat nou voor dat lieve vrouwtje,’ roept ze, met
ronde tragédienne-ogen. ‘Waarom heeft hij dat nou gedaan?’
‘Och...’ brom ik. Want je kunt niet zeggen ‘hij wou weg zeker,’ of ‘hij had er
genoeg van denk ik,’ dat klinkt zo cru. Aarzelend begin ik: ‘Nou, mij lijkt het
eigenlijk zó te zitten, dat bij die twee mensen al lange tijd...’
‘Zo staan ze toch niet leuk,’ zegt ze. ‘Die vaas is te laag. Ik geloof dat ik
beter iets hoogs en smals kan nemen, lijkt het je niet?’
‘Ja, eigenlijk wel,’ antwoord ik, omschakelend. ‘Die stelen zijn zo lang, he. Je
zou er bijna de helft afmoeten knippen en dat is ook weer zonde, want die
stelen...’
‘En vertel eens, zeg, hoe is dat arme vrouwtje er onder?’
Ze zet die ogen weer op. Ik redresseer mijn gelaatsuitdrukking, stel het
stemtimbre bij en verklaar dof: ‘Ze is er kapot van, he. Je begrijpt, ze was gek
op die man en...’
‘Zo is het beter,’ zegt ze sereen.
‘Misschien wel,’ draai ik bij. ‘Ze was natuurlijk intellectueel verre Piets
mindere en...’
‘Ze stáán zo beter in deze vaas,’ vervolgt ze. ‘Nu heeft het echt iets van een
ouderwets ruikertje, zie je wel? Leuk! Stijf en toch charmant. En weet je dat ik
juist zo hou van roze?’
‘Ik vind het ook wel een mooie kleur,’ beken ik. ‘'t Heeft zo iets teers,