‘Praat jij?’ vroeg ik.
‘Ja,’ zei hij. ‘Ik ben de graaf van Leicester - gereïncarneerd dan. 1532 tot
1588. Slot te Dieren. Dat was ook een akelige tijd.’
‘Ook?’ vroeg ik.
‘Ja, net als nu,’ vervolgde hij vinnig. ‘De streek om iemand als hond te laten
terugkeren. Allemaal intriges en willekeur. Mijn laatste keukenknecht staat als
kasregister in een Londens café en drukt genoeg achterover om iedere avond uit
te kunnen gaan. Maar ik kan aan de plasjes ruiken.’
‘De gelegenheid maakt de dief,’ zei ik aforistisch. ‘Gaan kasregisters werkelijk
uit?’
‘Och, Londen is groot,’ zei hij achteloos.
We sjokten voort. Het begon te regenen.
‘Hoe kom je eigenlijk aan Klages?’ vroeg ik.
Hij begon te blaffen en liet zijn tanden zien.
‘Pardon,’ zei ik. ‘Zoëven praatte u toch?’
‘Ben je mal,’ zei hij. ‘Honden praten toch niet.’
‘Neem me niet kwalijk,’ zei ik. ‘Er moet een misverstand in het spel zijn.’ Ik
nam mijn hoed af en ging een zijstraat in. Omdat ik niet oplette, botste ik
tegen een agent aan. Ik vroeg vergeving en liep door, maar hij riep
teleurgesteld: ‘Er zit niets in!’
‘Waar?’ vroeg ik, mij omkerend.
‘In uw portefeuille,’ zei hij. ‘Ik heb hem zoëven gerold, maar hij is leeg.’ Hij
had het ding inderdaad in de hand en gaf het mij met een verongelijkt gezicht
terug.
‘Neem me niet kwalijk,’ zei ik nederig. ‘Ik verdien betrekkelijk weinig. Het gaat
allemaal op.’
Hij maakte een onverschillig gebaar en we liepen samen op.
‘Steelt u vaak?’ vroeg ik, om het gesprek gaande te houden.
‘Alleen in vrije uren,’ antwoordde hij. ‘Vroeger moordde ik ook, maar men wordt
ouder.’
‘Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr,’ reciteerde ik.
‘Is u Duitser?’ vroeg hij zakelijk.
‘Neen,’ verklaarde ik, ‘Dat was Rilke. Een dichter.’
‘Wat heeft dat met de bouw van huizen te maken?’ vroeg hij.
‘Vergeet het,’ zei ik. ‘Heeft u kinderen? Slaat u ze?’ Hij stond stil.
‘Rilke,’ riep hij. ‘Natuurlijk! Dat was mijn vader. Kent u zijn berijming van het
hoofdstedelijk adresboek? Een curieus werk. En zo nutteloos.’ Hij pakte mijn
hoed af en sprong op de tram. Een merkwaardige geest. Ik liep een café binnen om
over hem na te denken. De kelner was naakt. ‘Koffie of niks?’ vroeg hij.