schijnen van de lamp, 'k nooit vergeet.
Op een ochtend kreeg ik een getypte uitnodiging voor een dansmiddagje bij een
jongen die Lodewijks heette, een zenuwachtige blekerd die later opeens bij de
Waffen-ss ging. Vera had zich eens door hem laten kussen. Toen ik haar
rekenschap vroeg, had zij geantwoord: ‘Ja, hij zei, er rust een vloek op mijn
geslacht, wij moeten ons steeds verwijderd houden van blonde vrouwen. Nou - en
toen kuste hij mij.’
‘En je bént blond!’ riep ik verbaasd.
De uitnodiging voor het middagje was zeer schokkend omdat er in Vera's
handschrift onder geschreven stond: ‘Also, Meinherr, vielleicht auf
Wiedersehen.’ Ik ging er heen in een zwart pakje dat mij te nauw was en had het
gevoel of ik geopereerd moest worden.
Toen ik haar zag, maakte een lichte teleurstelling zich van mij meester, gelijk
steeds het geval is bij het bereiken van lang-gedroomde doelen. Zij was zeer
uitgelaten en ging onmiddellijk bij Lodewijks op schoot zitten, ongetwijfeld om
mij te prikkelen, maar dat begreep ik niet en ik trachtte mij dus vertrouwd te
maken met de gedachte dat haar liefde op deze jongen was overgegaan.
De hele middag bleef ik krampachtig in een hoek staan praten met een ventje dat
Aatje heette en niet voor vol werd aangezien, omdat zijn moeder hem vaak
telefonisch naar huis riep als hij op een feestje was.
Eindelijk dorst ik weggaan, weifelend tussen zelfmoord of haar vergeten. In de
gang kwam zij mij opeens achterna. Zij ging tegen de deur staan en sprak: ‘Hebt
u niets te zeggen, mijnheer?’
Ik vond haar houding opeens zo brallerig, dat ik haar opzij duwde en andermaal
vluchtte.
‘Proleet,’ riep zij mij na.
Later kwam het toch weer in orde, doordat wij elkander schreven, maar kort na
onze verzoening dreven nieuwe wolken voor de zon. Het begon mij op te vallen dat
haar leraar in de plantkunde, een ernstige man met vuurrode baard, haar
regelmatig kwam bezoeken. De man had een automobiel; ik mocht ook wel eens
meerijden. Hij behandelde mij altijd met een ironische beleefdheid, waarop ik
houdingloos reageerde. Vera zat er raadselachtig bij.
Op een avond bekende zij mij dat de leraar haar wel eens op de mond kuste. Het
was begonnen in een woud, waar zij waren heen gegaan ten