mer in een boekje, naast zijn glas Pernod noteerde. En mijn vriend
Stanley, vroeger leider van het beroemde trapeze-nummer ‘The Stanley Brothers’,
nu een vergrijsde Amsterdammer in ruste, gelukkig met mooie herinneringen aan
zijn grote tijd.
Hij vertelde mij, in ons stamcafé, het eerst over Rastelli. Hij zat, in de jaren
dertig, in de trein naar Breslau. Tegenover hem las een man de krant en op de
voorpagina stond een bericht dat hem verbijsterde.
‘Rastelli plotseling overleden.’
Aan een infectie. In zijn geboorteplaats Bergamo, waar hij toevallig een dag
was.
Die dag hingen aan alle circussen en variététheaters de vlaggen half stok.
‘En toen ik in Breslau het restaurant binnenkwam waar hij, als hij in die stad
optrad, altijd at, stond daar zijn portret met een rouwfloers,’ vertelde Stanley
mij.
Waarom veroorzaakte Rastelli's vroege dood - hij was in de dertig - zo'n hevige
schok in de circuswereld?
Omdat deze stille, vriendelijke Italiaan, die voortkwam uit een geslacht van
kermisartiesten, als jongleur iets bovenmenselijks had gepresteerd.
Men zegt dat de wereld nooit meer een danser als Nyinski heeft opgeleverd. Maar
het grote knaagdier Tijd liet geen bewijs van deze legende heel. Rastelli
echter, kerfde een onwankelbaar feit in de eeuwigheid: hij kon jongleren met
acht ballen.