zal
ik dat nou nog weten? 't Is zes jaar geleden. Voor ik die kolerezaak hier opende
om weg te wezen uit die kieteltent. Moet ik me dan nou nog herinneren of ik je
getild heb voor 'n pilsje op 'n zaterdag?’
‘Nee, op 'n vrijdag,’ verbeterde de man. ‘Ik weet nog alles.’
‘Goed, vrijdag dan,’ zei Arie, met een zucht. ‘Wat doet het ertoe? Je kwam toch
elke avond, jarenlang? Ik weet nog, de eerste keer toen ik daar achter die kist
stond. Je komt binnen. 'n Pastoor van 'n weggewaaid dorp. Ik dacht dat je in 't
financiële geen veer kon wegblazen, dus ik zeg tegen Rosalie: “Zal ik die d'r
maar effe uit doen?” Maar zij zegt: “Nee, da's de beste bink van de hele tent,
die laat hier elke avond twee, drie meier zitten.” Dus wat doe ik? Ik maak mooi
arrivee voor je. Ik zeg: “Meneer, wat mag ik voor u doen?” En Beppie kruipt
naast je. En ineens ga je bonje trappen.’
De man knikte.
‘Ja,’ zei hij. ‘Want ik was even naar het toilet geweest en toen ik terugkwam,
zat ze bij een andere persoon.’
En met lichte ontroering in z'n stem: ‘Dat vond ik lelijk van d'r.’
Nu schudde Arie langzaam zijn hoofd.
‘Luister nou eens, ome Sjors,’ zei hij, op geduldige toon. ‘Je bent daar jaren
gekomen. Je hebt er alles naartoe gebracht. Goed, nou ben je los. Ik heb met
plezier m'n geld aan je verdiend. En Beppie ook. 'n Entreneuze, wat wil je? En
'n goeie ook. Ik heb altijd prima met dat vrouwtje gewerkt. Maar...’
Hij liep achter de toonbank vandaan, ging naast de man zitten en vervolgde: ‘Maar
wat dacht je nou? Dat ze van je wakker lag? Een griet van tweeëntwintig. Toe
nou, ome Sjors. Neem de spiegel. Wat zie je? Iwan de Verschrikkelijke. Je mag
hier best elke ochtend 'n paar uur komen zitten op 'n koppie koffie van veertig
spie. Per slot is deze zaak grotendeels uit jouw poen gekomen. 't Is wel een
nieges zaak, maar ik sta hier toch rustiger dan dáár. Zeven jaar striptease en
in buitenmannen hakken met de elastieken bijl - bah, ik los liever elke nacht
een paar schuiten kolen. Maar goed. Jij ging erin op. Dan moet je ook nou
sportief wezen. De tent heeft je uitgekleed. Maar je wou.’
Er viel een lange stilte. Je hoorde alleen de regen. Eindelijk zei de man: ‘Ik
had 't niet gedacht, van Beppie.’