De mannetjes
Er belde mij onlangs een juffrouw op, die zei dat ze voor het personeelsblad van
de firma waar zij werkzaam was, een stukje over mij schrijven moest.
‘En ik zou het zo leuk vinden,’ zei ze, ‘als 't interview kon plaatsvinden in een
van die kroegjes waar u zo dikwijls over schrijft.’
Ik zei dat ik het best vond en ik sprak met haar af in een oprecht, oud
proeflokaal. Een knap meisje van een jaar of twintig, veel te fris voor de
halfduistere spelonk. Ik stond aan de tapkast toen zij binnentrippelde als een
lief, doch verstrooid engeltje, dat bij vergissing de deur van de hel opent.
Maar ze vond het énig en vroeg of dit nu de mannetjes waren.
Ik zei maar ‘Ja’, ofschoon ik geen voorstander van dit neerbuigende
verkleinwoord ben.
Naast ons stonden twee grijze, wat logge personen op de leeftijd des onderscheids
en bespraken ernstig de vraag in welke mate zij nog behoefte gevoelden aan
seksueel verkeer. Nadat de ene man ruiterlijk had bekend dat het hem al jaren
gestolen kon worden, zei de ander, die een subtielere denker was: ‘Kijk Piet,
als jij mij drie keer op een dag telkens een andere mooie vrouw brengt, dan ken
ik wel drie keer. Maar thuis - met geen tien agenten.’
Ik leg de volzin aan uw voeten. U doet er maar mee wat u wilt. Piet zag ernaar
uit dat zelfs het transport van al die mooie vrouwen hem reeds te veel was.
Ik had graag verder geluisterd, maar voor het meisje vond ik het gespreksmotief
minder geschikt, zodat ik zei: ‘Bij de deur is een tafeltje vrij. Zullen we daar
gaan zitten?’
Ze vond het goed. Toen we zaten bracht ze papier en potlood tevoorschijn en begon
mij de gebruikelijke vragen te stellen, waarop ik de gebruikelijke antwoorden
gaf.
Eén vraag, die nooit ontbreekt, kwam ook van haar lieve lippen: ‘Vertelt u eens
een leuk voorval uit uw leven.’
Aangezien ik sinds 1936 alle leuke voorvallen uit mijn leven heb opgeschreven en
in de krant gezet, kost de beantwoording van deze vraag mij niet de geringste
moeite. Ik vertel gewoon een ouwe Kronkel. En nog nooit heeft iemand gezegd:
‘Die ken ik al.’ Daar