Een man alleen
Het was vijf uur in de middag. Met zijn tas onder de arm kwam de man thuis, bukte
zich in het portaaltje om een lichtblauw couvert met een Belgische postzegel op
te rapen en liep traag de trap op. De kamer stonk naar sigarenrook en de kachel
was uit. Het bed lag nog open van de nacht en er stond een bord met etensresten
op tafel. De man deed de tas open en zette een kruik jenever naast het bord.
Vervolgens ging hij met zijn jas aan op het bed zitten, scheurde het couvert
open en haalde er een paar dicht beschreven velletjes uit. Hij begon te lezen op
een willekeurige plaats: ...dat we alle twee de gelegenheid hebben
wat tot onszelf te komen, ik hier in Brussel en jij thuis, lieveling, want
zo ging het toch niet langer, hoeveel ik ook van je hou, maar je moet
proberen je leven weer in de hand te nemen, het te organiseren, bedoel ik,
en je niet laten gaan en dat kun je het best alleen, ik ben er zeker van dat
je slagen zult, dat je, als ik straks terugkom, je belofte zult hebben
waargemaakt, liefste, ik verheug me al op die dag en...
De man ging op het bed liggen en liet de brief op de grond glijden. Het was te
donker om verder te lezen. Hij moest het licht aandoen en de gordijnen sluiten.
Straks. Hij sloot zijn ogen.
Ze schrijft de verkeerde brieven, dacht hij, spaghettiproza vol onderhuids
vermaan. Maar ze telefoneert goed. Verlegen. Met intercommunale stiltes. Dan is
ze erg overtuigend.
Hij voelde dat hij in slaap dreigde te vallen en dwong zichzelf om op te staan en
het licht aan te draaien. Op weg naar het gordijn passeerde hij de spiegel en
keek met tegenzin. Zijn gezicht nam een uitdrukking van wrevel aan.
‘Ik ben een slecht gespeeld typetje in een Duitse film,’ stelde hij vast. ‘Er was
geen geld voor een echte acteur en toen mocht ik het doen.’
Hij spuwde en raakte zijn spiegelbeeld precies op de neus.
‘Een treffer,’ zei hij voldaan. Hij sloot de gordijnen en ging, nog steeds met
zijn jas aan, bij de koude kachel zitten.
‘O Heer, maak toch alstublieft dat ik me niet zo mateloos verveel,’ zei hij
hardop tegen de kamer.
Een spontaan gebed. Het laatste wat hij zich herinnerde, was uit