Je lacht je wild
Het was een zeer hete morgen en in het gras aan de rivier zat een jongen van een
jaar of zestien naast een klein, gedeukt koffertje en vroeg hoe laat het was. Ik
antwoordde: ‘Half elf,’ en hij zei: ‘Nou, dan heb ik nog wel effe de tijd, want
ik ga naar het jeugdvakantieoord hier, even buiten het dorp, maar daar kan ik
pas vanmiddag om drie uur terecht.’
‘Ja, dan ben je inderdaad aan de vroege kant,’ gaf ik toe.
‘O, ik zit hier al van zeven uur af,’ zei hij opgeruimd. ‘Dat komt, ik woon in
Gouda, hè, en ik ben dus vanmorgen om half vier aan de weg gaan staan om te
liften en ik had binnen vijf minuten een wagen, dus ik dacht: dat zit wel snor,
Henk. Vóór half zes liep ik al in Arnhem. Alles nog dicht, natuurlijk. Maar ja,
je amuseert je toch wel, je hebt per slot vakantie. Ik heb eens een beetje
rondgekeken. En om zes uur ging er een cafeetje open. Daar heb ik een kop koffie
gedronken. Ik heb hier het suikerzakje nog. Dat heb ik meegenomen. Ja, ik spaar
ze zelf niet, hoor. Maar m'n kleine broertje wel. En eentje uit Arnhem, die
heeft-ie natuurlijk nog niet. Daar zal hij blij mee wezen.’
Hij glimlachte. Hij was een verschrikkelijk bonafide jongen, zo een van het goede
soort, dat in oorlogen altijd het eerste valt.
Ik ging naast hem in het gras zitten en vroeg: ‘Is het daar nou leuk, in dat
vakantieoord?’
‘O ja meneer,’ riep hij. ‘Ik ben er al een paar keer geweest. Je lacht je er
wild. En je kunt er van alles doen. Pingpongen, bijvoorbeeld. En...’
Hij dacht even na.
‘Nou ja, pingpongen,’ vervolgde hij. ‘En van alles. Alleen dansen mag niet. Dat
komt, 't is christelijk. Ik ben zelf niet christelijk. Maar het vakantieoord
wel. En daarom maggen we niet dansen. Ik weet niet precies waarom het is, maar
ze vinden het niet goed. Nou ja, dan dansen we maar niet.’
Hij was een blijmoedige practicus, Henk uit Gouda. ‘En 't leukste is altijd de
laatste avond,’ zei hij met stralende ogen. ‘Dat is de bonte avond. Dan wordt er
van alles opgevoerd door de jongens en