‘Toch zie je er nog moe uit,’ vond ze. ‘Laten we hier even gaan zitten, 't Is
zo'n beeldig plekje. En wacht - hier is je stuk boterkoek. Voorzichtig hoor. Hij
is een beetje vet uitgevallen. Maar wel lekker.’
‘Ha, fijn,’ riep hij. En hij begon te eten.
Nee, die revolver was het niet. Dan zou hij onmiddellijk uit zijn lijden zijn. 't
Moest heel anders gebeuren. Gewoon zijn kamer binnengaan, hem bij dat vieze haar
van 'm pakken, hem uit zijn stoel naar de muur sleuren, hem ertegenaan drukken
en dan langzaam, héél langzaam, met het scheermes zijn strot afsnijden. Hij zou
de doodsangst in die arrogante ogen zien en zijn vieze, lauwe bloed zou langs
zijn handen vloeien.
‘Hè, wat doe je nou, je handen aan je goeie broek afvegen,’ zei Fie. ‘En ik zei
je toch dat de koek een beetje vet was uitgevallen. Rare. Gebruik toch je
zakdoek. Ik heb vanmorgen nog een schone voor je klaargelegd.’
‘Het spijt me,’ zei hij, ‘ik was even in gedachten.’
Hij haalde de zakdoek uit zijn zak. En hij besloot nu op te houden met het
moorden. Het lukte aardig. Ze genoten van de duinen. En ze zagen de zee, die het
maar goed had. Die dééd maar - stormen, rustig wezen, enfin, wat een zee zo
invalt. Nee, het was best een aardig snipperdagje. Maar in de bus terug naar
Alkmaar reden ze weer langs dat bord. En hij dacht weer aan morgen. En aan het
kantoor. En aan de jonge meneer De Vries.
‘'t Was heerlijk,’ zei Fie, ‘ik voel me of ik een week vakantie heb gehad.’
Hij knikte. Nu wist hij opeens de fijnste manier. Hij zou met een smoes naar het
huis van De Vries gaan. Hem neerslaan. Handen en voeten binden. (Touw nam hij
wel mee.) En zó - grondig gebonden - zou hij hem in het bad leggen en dat dan
langzaam laten vollopen. Als het vol was zou hij hem op de bodem drukken en hem
daar langzaam laten verdrinken. Eerst rustig kijken naar de radeloze ogen. Dan
naar het blauw worden en het naar buiten treden van de tong. Ja, dát was het.
Hij glimlachte.
‘Zie je nou wel,’ zei Fie naast hem. ‘Het dagje heeft je echt goedgedaan. Je ziet
er nou weer verkwikt en vrolijk uit.’
Hij knikte en keek naar haar rond, goedhartig gezicht. Hij voelde