Reclame
Mijn vriend Frits is tekenaar op een reclamebureau. De ziel van zo'n jongen ziet
eruit als een ingepend vrouwtje, want hij moet op last van de een - zijn baas -
trachten uit te voeren wat naar het oordeel van een tweede - de klant - bij
machte is een derde - u - mee te slepen. Schapen met vier poten kunnen het niet
- ze moeten er minstens vijf hebben. Want het is een soort pandoeren met de
blinde, dat meestal leidt tot een resultaat waarvan niemand helemaal de vader
wil zijn. De daders vullen buiten tram, café en straat.
‘Die baas van mij!’ mompelt Frits vaak hoofdschuddend, en dan komt er een stukje
casuïstiek.
‘Je tekent altijd zulke rare mensen,’ had hij laatst gezegd. ‘Ik wil normale
mannen en vrouwen in mijn advertenties zien. Loop nou eens met me mee de straat
op, dan zal ik je aanwijzen wat ik bedoel.’
Het was zomer, dus ze gingen op een caféterras zitten. Eerst kwam er een man
langs met een hoofd als een verkleurd struisvogelei.
‘Zo een?’ vroeg Frits.
‘Nee, die niet,’ zei de baas.
Nu passeerde een rolladevrouwtje met een roze theelichtje op het hoofd.
‘Is die normaal genoeg?’ vroeg Frits.
‘Nee, in vredesnaam niet!’ riep de patroon.
Een aangeklede fagot kwam op Chaplin-schoenen aanschuifelen. ‘Hij?’ vroeg
Frits.
‘Nee, zeg, nee!’
De hele ochtend hebben ze vergeefs zitten wachten op één normaal uitziend mens en
op het laatst wezen ze elkaar de passerende rariteiten schaterend van plezier
aan.
‘Ik ben wél blij dat ík niet langsgekomen ben,’ verklaarde ik. ‘Maar het is een
diepe ervaring.’
Hij wist er nóg een. Op een dag kreeg hij opdracht in vlotte, Franse stijl een
vrouw te tekenen, die als blikvanger moest dienen voor een
nylonkousenadvertentie.