‘Nee,’ antwoordde hij achteloos, ‘ik ben piloot.’
Het maakte meer indruk dan ‘Nee, ik ben bij de spoorwegen’.
Een halfuur later zat hij met haar op de trap en was al aan: ‘...enfin, ik zet
die kist in de woestijn neer, ik stap uit en daar komt een bruine snuiter in
zo'n witte soepjurk op me af...’ Vroeger waren het de zeekapiteins die op bals
de jonge meisjes de adem afsneden met hun wakker: ‘En ik riep: alle hens aan
dek!’ en alleen in het oude mopje vroeg ze: ‘En, kwamen ze?’
De leraar stapte met een klein, zwart wichtje aan de arm op hen af.
‘Zeg Nelly, je broertje is aan de telefoon,’ zei hij tegen de rode op een toon
die zijn vriend niet van hem kende.
Toen ze van hem wegwipte in haar lichtblauwe mademoiselle-jurk
voegde hij er zachtjes aan toe: ‘Nog een kwartiertje hoor, dan knijpen we
uit.’
‘Nou kerel...’ antwoordde de piloot, ‘ik denk niet dat ik nog met je meeloop. Ik
ga maar gewoon naar huis straks...’
Bevreemd schouderophalend begaf de leraar zich met het kleine zwartje op de
dansvloer. Het was net of hij een schortje voorhad.
Maar de piloot had zijn plan gemaakt: hij zou die Nelly straks thuisbrengen.Sweet seventeen of sixteen... hij wist het niet, maar hij was
in elk geval hooglijk bekoord. Toen ze terugruiste van haar telefoontje hervatte
hij: ‘Nou, overmorgen is het weer Barcelona geblazen. Een vervelend tripje.
Routinewerk, hè...’
Een vreemd geluid deed hem opzij kijken. Ze huilde!
‘Wat is er?’ vroeg hij verbaasd. ‘Heb ik iets doms gezegd?’
‘Ik wil naar huis,’ snikte ze. ‘Akkie is dood.’
‘Ach...’ zei hij meewarig, ‘iemand die je kende?’
‘'t Is de poe-oes...’ jammerde ze. ‘Hij is overreden!’
Grote tranen drupten van haar wangen in haar gedecolleteerde hals.
‘O, dan koop je een andere poes,’ besliste hij praktisch.
‘Maar een andere is niet zo lief,’ huilde ze.
‘Ben je mal... alle poezen zijn eender,’ zei hij.
Door haar tranen heen keek ze hem woedend aan.
‘Rotterd!’ riep ze.