verwijt kon onvoorzien, als een
straaljager, komen aangieren.
Toen er de eerste dag twee pakjes sigaretten uit mijn koffer waren, deed de op
het huis rustende terreur mij dadelijk besluiten dit verlies zonder mokken te
nemen, want mijn door veel films geparfumeerde fantasie zag reeds een van die
bange meisjes de laan uit vliegen, tot erger vervallen en akelig eindigen, door
mijn schuld. Wél vroeg ik een meer ter zake dienende sleutel, maar daar die óók
niet bleek te slagen in het behoorlijk bedwingen van het kamerslot, bleef de
deur open en alles bij het oude. De kansrekening beloofde nu rustige daagjes,
maar reeds de volgende middag geraakte de affaire in een crisis. Ik had een
uurtje geslapen en bevond, toen ik weer uit bed stapte, dat inmiddels mijn broek
was verdwenen. Daar men zich zonder dat kledingstuk zélfs in Parijs niet
ongedwongen op straat kan bewegen, stond ik voor force majeure en schelde.
‘Monsieur?’
Het was de patron, als Raimu in een droeve rol, bij de deur.
‘Ja, kijkt u eens, gisteren... en nu vandaag weer mijn broek!’
Hij knikte ernstig en deed de deur achter zich dicht. ‘Dat doet mijn aap,’ zei
hij en er kwam een triomfantelijke glimlach om zijn mond, die zijn hele gezicht
verlichtte.‘ 's Middags, als mijn vrouw uit is, laat ik hem altijd even vrij
rondlopen en dan pakt hij wel eens wat weg. Maar hij bedoelt geen kwaad...’
Samen gingen wij de buit terughalen. De aap woonde op zolder in een grote kast.
Het was een jonge chimpansee, die sarrend grijnsde toen wij binnen-