Woningruil
Als ik vroeger vakantie had placht ik, als een flierefluiter, de wijde wereld in
te trekken, maar deze keer wist ik waarachtig niet wat ik er mee aanvangen
moest. Ik zou dan ook waarschijnlijk alle veertien dagen dufjes thuisgebleven
zijn, als die verdoemde Keulemans mij niet, een week voor het feest begon, was
komen opzoeken. Die man woont in Bilthoven, daar bezit hij een huis, een tuin en
een vrouw die kortweg Mien heet.
Het gaat hem dus goed in de wereld, wat ook af te leiden is uit drie gouden
voortanden en zijn begeerte, in koffiehuizen steeds af te rekenen. Ook deze keer
nam hij mij dadelijk mee naar een zaak met spiegels, waar hij iets incourants
liet inschenken. Prosit jongen en hoe gaat het nou? We spraken over eten,
prijzen en belasting, zoals burgerlieden doen, en kwamen via dat gezeur op de
naderende vakantie.
‘Ik blijf maar thuis, in zo'n pension verteer je het geld toch maar in armoe,’
zei ik, zorglijk. Keulemans was het niet met me eens. Hij ging met Mien naar
Gelderland, waar de gezonde buitenlucht à discrétion voor het snuiven hing. Toen
hij met een verzaligd gelaat verder detailleerde, werd het duidelijk dat zijn
verlof en het mijne gelijk vielen en toen dát eenmaal vaststond, kreeg hij een
royaal idee: ‘Weet je wat je doet? Kom die veertien dagen met je vrouw bij mij
thuis wonen, dat staat toch leeg.’
‘Vindt Mien dat goed?’ vroeg ik, want ik kén die nijpnaars. Maar hij maakte 't
kwieke handgebaar van iemand, die gewoon is gehoorzaamd te worden, en werd
meteen definitief: op vrijdag de zoveelste kon ik, met de hele ratteplan, voor
zijn deur komen, dan was hij nog thuis om me