‘Waarom zeg je dat zo somber?’ vroeg ze.
‘Dat lijkt maar zo. Vraag vijf: “Bent u al eerder gehuwd geweest en, zo ja, welke
zijn dan de namen en de voornamen van uw vroegere echtgenoten?” De daarvoor
beschikbare ruimte is voor een groot aantal mijner kennissen te klein. Maar ik
hoef alleen “neen” in te vullen. Want wat we hebben uitgespookt voor we elkaar
kenden...’
‘Dat telt niet,’ zei ze.
‘Nee, dat telt niet,’ herhaalde ik. ‘'t Doet me denken aan een verhaaltje dat ik
laatst heb gelezen. Er komt een vies woord in voor, maar het wordt gebruikt door
een zeer grote Engelse schrijver, Forster. Hij beschrijft een man die zegt dat
we ons over de dag des oordeels geen zorgen hoeven te maken. Hij weet namelijk
hóe het dan toegaat. Mannen staan, in het hiernamaals, in een hele lange rij te
wachten op Het Oordeel. Dat zal worden geveld in een soort kantoor, waarvan de
deur nog gesloten is. De mannen kijken somber want ze hebben natuurlijk allemaal
in hun aards bestaan wel eens iets mispeuterd - en daar denken ze aan. Eindelijk
wordt de eerste binnengelaten. Het duurt niet lang. Dan komt hij weer naar
buiten, stralend van vreugde en opluchting. Hij roept tegen de anderen: “'t Is
o.k. jongens, maak je geen zorgen - neuken telt niet.”’
Ik hief mijn vinger.
‘Nogmaals - niet van mij, maar van Forster. Dus klachten opzenden naar het
hiernamaals, waar hij op het moment zit te weten of het inderdaad zo gegaan
is.’
‘Ik klaag niet,’ zei ze,
‘Op dan, naar de volgende vraag. “Hebt u sedert 1 januari 1957 onafgebroken in
Nederland gewoond?” Antwoord: ja. 't Geldt voor jou ook. Dat “onafgebroken”
heeft iets droevigs, vind ik. En leidt ook nog tot misverstanden. Want
zorgvuldige geesten herinneren zich die vijf weken Spanje en denken: “Dan heb ik
niet onafgebroken in Nederland gewoond.” Daar hebben ze dan nog gelijk in ook.
Volgende vraag: “Bent u voornemens voor kortere of langere tijd naar een ander
land te vertrekken?” Vandaag zijn we dat, geloof ik, geen van tweeën voornemens.
Maar hoe lang duurt voornemens? Als je bijna vijfenzestig bent heb je één ding
geleerd: je kunt je niks voornemen, want je hebt geen zekerheden. Je dacht het
hoogstens wel eens. Maar dan gebeurde er opeens iets volkomen onverwachts dat al
die zekerheden omver wierp en alles op losse schroeven zette. We hadden het niet
voorzien. We zaten er naar te kijken als ganzen naar het onweer. Maar goed, een
formulier wil antwoord. Laten we, wat die voornemens aangaat, dus maar “neen”
antwoorden, dan is de staat der Nederlanden ook weer tevreden.’