En ik heb geen flauw idee hoe hij dat doet. Misschien kent hij een soort
erotische wisseltruc. Als man kan ik het niet aan hem zien. Ik vind hem een
alledaagse gozer. Maar voor vrouwen is hij waarschijnlijk op dit gebied een
binnenvetter.
‘Hier, jij moet de bloemen geven,’ zei mijn vrouw, toen we hadden aangebeld. ‘Dat
hóórt zo.’
Ze zei het met onverklaarbare stelligheid. Toen ging de deur open. Nou, mooi was
ze, Ronneke. En ze zat goed in mekaar ook - dat merkte ik toen ze me voor de
bloemen royaal omhelsde, want de menselijke tastzin strekt zich uit over het
ganse lichaam, dat heeft de schepping leuk bedacht.
‘Hè, gezellig,’ zei Fred, maar dat sloeg op iets anders. ‘Een drankje?’
Ik moet proberen af te leren dat ik niet hou van het woord drankje. We zaten, in
beginsel vrolijk, in het streng gelijnd vertrek en aan de muur hingen twee
Heijboers lang te wezen. Ik begreep ze niet. Zij mij ook niet.
‘Dat lijkt me een mooi vak, edelsmid,’ zei ik, om het cellofaantje van het
gesprek te verwijderen. Ik hoopte dat ze ‘ja’ zou zeggen en vervolgens waarom,
maar ze sprak: ‘O, dat doe ik niet meer. 't Was zo'n meisjeskeuze. Maar ik vind
het toch niet maatschappelijk creatief genoeg. Sinds een half jaar begeleid ik
a-sociale gezinnen. Dat is erg boeiend. Zeg, jullie houden toch wel van vis,
hè?’
‘Ja hoor,’ zei mijn vrouw.
‘O gelukkig. Want ik heb tongfilets in een heel grappig sausje dat ik heb
opgepikt van een Grieks vissersvrouwtje toen Fred en ik...’
Mijn vrouw nam het gesprek over en ik sufte weg.
Jaren geleden woonde bij ons in de buurt een a-sociaal echtpaar met negen
kinderen. Ze waren allemaal zó klein dat het leek of de vrouw ze in één
meesterworp ter wereld had gebracht. Toch was ze lang en dor als een bonestaak.
En ze hulde zich in vreemde lappen. Op straat duwde ze een wagen voort waarin
vier kinderen zaten. De resterende vijf hielden zich met één handje aan de wagen
vast. Het was een overstelpende manifestatie van menselijke vruchtbaarheid, maar
ook bijna een cartoon van Yrrah. De vrouw deed vreemde dingen. Als iemand zei:
‘Ach, wat 'n schatje’ pakte ze het kind in kwestie bij de lurven en riep: ‘Hier,
neem maar mee, ik heb er toch genoeg.’ Helemaal wel bij het hoofd was ze niet en
haar man evenmin. Een ranke behanger met trouwhartige ogen, die soms opeens de
kroeg in dook en daar brokken maakte. Terwijl hij er door de kastelein
uitgesleurd werd, zei hij eens tegen me: ‘Ach meneer, als de blaadjes vallen heb
ik het moeilijk.’ Een instantie ontnam de ouders drie kinderen, de meisjes, en
plaatste ze in een milde inrichting. Maar soms