De drank
In het Vondelpark kwam een man naast me zitten op het bankje en zei:
‘Negenenvijftig ben ik. En weet je hoe lang ik al droog sta?’
Hij zag er fris uit, dus het zou best eens lang kunnen zijn.
‘Vijf jaar,’ riep hij, ‘dat is een hele tijd. Maar 't was ook wel hard nodig. Ik
zat er lelijk aan - aan het huppelwater. Als je alles wat ik gezopen heb
uitstortte bij de afsluitdijk, had je een nieuwe Zuiderzee. 's Ochtends om
halfnegen nam ik er al een. 'n Eye-opener, noemen de Yanks dat. Gelukkig ben ik
nooit aan vrouw en kinderen begonnen, dus andere levens heb ik niet verwoest. Ik
was alleen mezelf aan 't slopen, met regeringssubsidie, Ziektewet, weet je. Maar
de aa heeft me van de drank afgeholpen. Dat moet ik ze
nageven. Geen drup meer, vijf jaar. Weet je wat ik gedaan heb vrijdagavond? Ik
ben eens flink doorgezakt, in een café.Tegen sluitingstijd zat ik weer net zo
slap te ouwehoeren als vroeger. Ik hóórde 't mezelf doen, of ik een
grammofoonplaat afdraaide. Dat was goed. Dat had ik verworven in die vijf jaar.
Zal ik jou eens vertellen wat 't is, met die aa?’
‘Doe 't,’ zei ik. Want al mijn kennis van de Anonieme Alcoholisten stamt uit de
boekjes.
‘Ze helpen je er vanaf,’ zei hij, ‘dat is mooi. Maar zodra je droog staat, ga je
op die vergaderingen komen. Daar vertelt iedereen op z'n beurt hoe diep hij
gezonken was voor hij de neut liet staan. Net oude temeies, die geen klanten
meer hebben, maar er zo graag nog eens over praten. Ik ook hoor. Ik ging er
helemaal in op. Als een ander aan 't getuigen was dacht ik: “Ik wou dat-ie klaar
was, dan kan ik weer.” En tegen natte drinkers gedroeg ik me net als een
dominee, die bereid is een ander z'n strot af te snijden voor z'n geloof. Jij
moet dit en jij moet dat. Maar omdat m'n geest steeds helderder ging werken
begon ik langzaam iets in te zien. Ik dacht - waar ze hier mee bezig zijn, is je
bang maken voor de drank. En dat is niet goed. Je moet jezelf leren kennen. Want
wat weet je van jezelf?’
Hij keek me aan met een heldere, doordringende blik waarin een lichte spot
twinkelde. Een oorspronkelijke denker. Je kon hem geen enkele uitgestoomde
waarde verkopen.
‘Weet je wat de doorslag gaf?’ zei hij. ‘De verjaardag van me zuster. Die woont
in Diemen. Ze zaten daar natuurlijk allemaal te peren, al bleef het amateurwerk.
En ik hield het op colaatje-colaatje-colaatje. Je krijgt er wel het lendewater
van, maar je blijft bij de tijd. Ik ging terug met de nachtbus. Kijk, een natte
zuiper, die mist de nachtbus, maar een droge zuiper haalt 'm. Nou zat er, voor
we uit Diemen vertrokken, al een vent in die bus die naar een bruiloft of zo
iets was geweest, want hij had 'n