den
later bij de uitbetaling missen. Zó druk heb ik het.’ Hij ledigde zijn glas.
Nu verscheen er een vrouw van middelbare leeftijd, met een hoedje dat haar
kleindochter waarschijnlijk wel leuk zou hebben gestaan. Zonder inleiding zei
ze: ‘Joop is overreden hè?’
Niemand reageerde.
‘Erg, hè?’ vervolgde ze, de kastelein expliciet aankijkend.
‘Erg?’ zei hij, zijn brede schouders ophalend, ‘'t is al vier maanden terug. Er
groeit alweer gras uit 'm.’
‘En die man van de overkant is ook aan 't gas gaan leggen, hè?’ sprak de vrouw,
ongebroken.
Ze hield van leed, denk ik. De kastelein verroerde zich niet.
‘Vuile paardedief,’ riep de geketende, nu tegen de man van de tanker.
‘Hij had geldzorgen, zeggen ze,’ vervolgde de vrouw.
De zeebonk lachte bitter.
‘Wie maakt zich nou kopzorg over poen op déze wereld, die van viezigheid aan
mekaar kleeft?’ sprak hij. ‘Elke ochtend staat het in de krant. Bankdirecteur
steelt zes ton. Bankdirecteur steelt acht ton. Nou ja, kwansuis komen ze even
voor de rechter, maar vier weken later lopen ze weer vrij, hoor. Die grote heren
bijten mekaar toch niet? Maar híj moet het uitzitten.’
En hij legde zijn hand op de schouder van een juist binnengetreden oude man, die
winter en zomer een soort ijsmuts draagt, omdat hij prijs stelt op een warm
hoofd. De grijsaard begeerde te weten wat hij moest uitzitten - een billijk
verlangen. Rustig zei de zeeman: ‘Neem nou eens aan - een bankier ontfutselt jou
twee miljoen.’
't Was een zeer academische probleemstelling, maar we namen het even aan.
‘Goed, hij legt daar een miljoen van op een veilig plaatsje,’ vervolgde de
verteller, ‘weet je wat er dan gebeurt? Hij krijgt vier, vijf weken. En dan komt
hij vrij om jouw centen op te maken. Maar jij wordt mooi gek verklaard door de
psychiater en voor je leven in het gesticht gestopt.’
De oude zeeg op een stoel neer om zijn perspectieven te overzien.
‘Ach, gezondheid is de grootste schat,’ zei de vrouw, ‘da's met geen geld te
koop. Ik heb een buurman gehad en die had geld, maar altijd pijn. Hij is de
gracht ingelopen.’
‘Da's waar,’ gaf de zeeman royaal toe, ‘als je een miljoen hebt en je kunt niet
naar 't privaat, dan ben je óók mooi klaar.’
Hij betaalde en ging.