moeten opschrijven. Zo'n schouwburg zit
vol achtenswaardige lieden die, bij het slot van de voorstelling, allemáál een
mening hebben. Dat is misschien niet geheel juist. Sommigen hebben die mening
reeds, als ze om acht uur het theater binnenkomen - ga maar eens aan de deur
staan, dan kunt u het aan de gezichten zien. Anderen vormen hun mening in de
pauze - ze houden een soort oordeelscollecte onder hun kennissen en maken van
die lappendeken een mooie zotskap, die ze dragen als hun eigen hoge hoed. Je
hebt ook mensen die, uit een soort stompzinnige harmonie, alleen op éigen compas
varen. Toen ik mijn tante Fie in de pauze van Ibsen's ‘Spoken’ ontmoette, en
haar om haar oordeel vroeg, antwoordde zij: ‘Och, wat heb ik met 'n ander z'n
huishouden te maken.’
Dit is onmiskenbaar een oordeel, maar moet men het laten drukken in het
ochtendblad? Ik geef toe dat het oorspronkelijker is, dan hetgeen men gewoonlijk
in de kranten leest over ‘subliem spel’ en ‘machtige creaties’, maar tóch kan
tante Fie geen critica worden: ze is niet deskundig. Ah - nú is de boot aan,
lieve vrienden! ‘Is die man in de krant dat dan soms wél?’ schreeuwt ge
verontwaardigd. Vraag het maar eens aan de toneelspelers - aan hun gebrul zal
geen einde komen.
Hóe men het ook bekijkt: die acteurs zijn in ieder geval wél deskundig, want het
toneel is hun roeping. Zij weten allemaal precies hoe het in elkaar zit en
daarom ergeren ze zich blauw aan de criticus, die zich niet eens zelf schminken
kan.
De toneelbeschouwing, die een acteur als ‘deskundig oordeel’ zou aanvaarden,
omdat hij haar zelf geschreven zou kunnen hebben, heeft Alfred Polgar eens
bedacht. Voor Nederland bewerkt, luidt zij:
‘De voorstelling van gisteravond viel me tóch nog mee. Uiteraard kan Lies de rol
van Martha helemaal niet áán, maar Henk moest haar natuurlijk haar zin geven:
hij is een prachtregisseur - maar veel te verliefd op het loeder! Doordat Martha
dus verkeerd gespeeld werd, kon Kees helemaal niet meer uit de voeten met zijn
minnaarstekst: wat hij zei sloeg, naast deze haaibaai, als een tang op een
varken. Het publiek vond het dan ook belachelijk, maar ik bewonder hem tóch,
want is het geen schitterend vakwerk om, naast een mens, dat de gewoonste
clausjes uitstoot of ze je vergiftigen wil en telkens de gekste kappen maakt,
tóch je partij te blijven blazen? De rest was niet veel zaaks natuurlijk, maar
ja, door het gekke gedrijf van het kantóór, is de première drie weken vervroegd,
omdat ze een klein bezet stukje nodig hadden om tegen ‘Tranen der liefde’ te
gaan, nu Koos met