Til denkt wel eens: Ik wou. dat ik net zoo groot was als Aaltje. En Wil moppert soms: ‘Grootmoe is toch érg bang. hoor! 't Is bij de sloot juist zoo leuk.’
En dat is waar. Je kijkt, als je bij de sloot staat, een heel eind den straatweg op.
En daar rijden den heelen dag auto's en fietsen. Dat zien de tweelingen graag, zoo'n drukte. Maar het fijnste vinden ze de boerderij tegenover de sloot. Daar woont boer Welders met zijn vrouw en hun dochtertje Hillegje. De meisjes zijn erg blij, als ze met Aaltje mee mogen, boter halen op de boerderij.
Vrouw Welders vindt het wel aardig, als ze zooveel visite krijgt. ‘Zoo, zijn jullie daar ook weer eens’ lacht ze dan. En wil je de varkentjes nog 's zien? Als Hillegje thuis is, neemt ze de meisjes ieder aan een hand.
Want Hillegje weet natuurlijk overal goed den weg.
Dan bekijken ze de heele boerderij. Ze gaan naar den koeienstal en Hillegje vertelt, dat al die koeien namen hebben. En de kleine varkentjes wat zijn dat aardige dieren.
En o, die Hillegje durft zoo maar in het hok bij al die varkentjes. De moeder ligt languit in het hok en knort van pleizier. Maar het allerleukste is toch nog het nest met jonge poesjes.