Dramatische werken. Medea. De bron der jeugd. De gijzelaars
(1913)–Bernard Canter– Auteursrecht onbekend
[pagina 309]
| |||||||||||
Eerste Tooneel.De cipier Ludovico.
DE CIPIER
(Hij zit aan een houten tafel met een flesch wijn en een glas voor zich)
Bah, wat een bocht!
(hij schuift het glas ter zijde) De wereld loopt ten einde,Ze hangt van zonde en bedrog aaneen.
Padovan heb 'k besteld, wat krijg ik hier,
't Is bocht, 't is tuig, het smaakt naar zurig bier.
(hij hoort gestommel achter de getraliede deur)
Hé.. hé .. wat is dat daar voor leven weer,
Wat stil! of 'k kom er met den rotting tusschen.
't Is wel begrijpelijk, die arme drommels!
Daar zitten ze nu sedert ruim twaalf uur,
Versmachtend van den honger en den dorst.
'k Heb meelij met de meid, die liep er in.
| |||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||
Dat groote tuig misbruikt ons menschen maar,
Maar waarom houden wij niet bij elkaar?
Hoe kwam die kleine meid zoo dom, om zich
Door al dat groote tuig te doen misbruiken?
Dat mooie pakje kleedde haar te slecht,
Ze was veel liever in haar meidenjurk.
Ik heb haar hier wel in 't paleis zien loopen,
Ik had waarachtig schik in haar, ik dacht,
Dat zou nou net precies voor mij wat zijn.
(hij zet het glas weer aan zijn mond, maar schuift het met een zuur gezicht opnieuw weg)
't Is bocht, de wereld loopt vast op zijn end,
Als ik minister was, ik zou wel weten,
Hoe ik die heeren drankverkoopers pakte.
Mijn eerste werk zou zijn een nieuwe drankwet,
Al wie versneed of gaf te kleine maat,
Werd zwaar bekeurd, - dat middel was probaat.
Een nieuwe drankwet maakt' in korten tijd,
Dees zond'ge wereld tot een zaligheid!
(Er wordt met kracht op de buitendeur gebonsd)
Daar ben ik al - maak maar niet zoo'n kabaal,
We zijn hier niet in 's lands vergaderzaal!
| |||||||||||
Tweede TooneelDe cipier, hertog Francesco, graaf Reni.
HERTOG FRANCESCO
Zijn de gevangnen allen welbewaard?
CIPIER
Ja heer, ze piepen allen van den dorst.
Piep jelui maar, ik ben een trouwe borst!
(Cipier af).
| |||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||
Derde TooneelHertog Francesco, graaf Reni
HERTOG FRANCESCO
Dus stelt de rechtbank mij in 't oncelijk,
Ondanks de eeden van de vier beklaagden?
GRAAF RENI
De Rechters waren overtuigd dat 't recht,
Aan de modeensche zij was, maar op 't eind,
Wees d' advocaat van Pisa op een fout,
Die onze advocaat begaan had en
Toen raakten ze aan 't twisten om de fout.
Ze zochten naar een précédent, en toen
Er bleek, dat vijftig jaar geleên een man
Dezelfde fout had in den vorm begaan,
En zijn proces verloren had, was 't uit,
En in ons nadeel werd 't proces beslist.
HERTOG FRANCESCO
Dat 's ongehoord...
GRAAF RENI
Neen, vaak gehoord,
Dat is de vloek van het papieren recht,
In plaats dat men elkaar, man tegen man,
In 't openbaar bestrijdt voor de vier rechters,
Die dan na hoor en wederhoor beslissen,
Aan welke zij het recht gevonden wordt,
Wordt elke zaak op dor papier gestreden,
Niet door partijen, maar door advocaten,
Die beiden 't meeste voordeel hebben van
| |||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||
't Proces, dat 't langste duurt, en daarom vaak,
Het eind der zaak zoo mogelijk verschuiven,
Zij schieten niet graag onder elkaars duiven,
Wanneer de zaak van maand op maand zich rekt,
Wordt beider zak van maand op maand gespekt.
HERTOG FRANCESCO
Het is een gruwel, want ik heb gelijk,
Graag schonk ik 't land, maar 't recht is aan mijn zij
GRAAF RENI
Zoo sprak ik ook, maar, laas de advocaten,
Die hadden heel wat anders te bepraten,
Zij spraken van een eisch in reconventie,
Van nietigheid der dagvaarding, en van
Termijnen eisch en van formaliteiten,
De purge van 't verstek, goed opposant,
Anticipatie aan den g' opposeerde,
En nog een heele kraam van woorden meer,
Maar niet dat rechte vorm een onrecht wezen,
Onrechte vorm een eerlijk wezen vatte.
't Slot was, dat hoewel wis uw recht bestond,
Het recht kwam aan den vlugsten, radsten mond.
HERTOG FRANCESCO
Dan is 't mijn recht, dat ik de gijzlaars dood!
GRAAF RENI
Daar zullen ze te Pisa wat om lachen,
Dat volkje waren ze daar wat graag kwijt!
HERTOG FRANCESCO
Wat zei de Hertog van Toscane zelf?
| |||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||
GRAAF RENI
't Is niet bekend; hij is sinds kort verdwenen,
Geen stervling weet waar hij is heengereisd.
En moet ik de koeriers gelooven, dan
Heeft hij zijn rol met meesterschap gespeeld.
Hij liep met roodbekreten oogen rond,
Had rust noch duur, vermagerde op 't been,
Zijn haar vergrijsde en men zag hem vaak.
Gedurende den ganschen nacht, geknield,
Voor 't heilgen beeld en smeeken tot den hemel
Hem zijn verloren kind terug te zenden...
HERTOG FRANCESCO
En die man krijgt het recht aan zijne zij!
Men zou aan 's hemels recht vaak willen twijflen,
Wanneer men ziet, wien 't aardsche recht toevalt!
(Zij hooren rumoer in de gevangen-kamer
HERTOG FRANCESCO
Cipier, voer de gevangenen thans voor,
Wij zullen rechten zooals 't rechters past,
Gestreng, niet wreed, en snel, niet overhaast.
| |||||||||||
Vierde Tooneel.Vorigen, de cipier, Hertog Umberto, Beata, Gravin di Amara, Graaf en Gravin di Tosca. Zij worden door den cipier naar een rij banken achter terzijde geleid.
HERTOG FRANCESCO
Dat 't allereerst Umberto trede voor!
DE CIPIER
(hem voor de rechttafel leidend)
Signor Umberto, hertog van Modena.
| |||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||
UMBERTO
Hier ben ik, vader. Wreed was uwe straf,
En daar ze wreed was, heeft ze niet verbeterd,
Maar slechts verbitterd...
HERTOG FRANCESCO
Gij zijt vrij.
Het hof van arbitrage heeft uw vader
In 't ongelijk gesteld, hoewel hij recht had.
't Land is verloren, tenzij dat wij weer,
Opnieuw ons aan een oorlog willen wagen..
UMBERTO
Ik trek mijn zwaard niet meer, ik wil geen land,
Geef mij mijn vrijheid en laat mij vertrekken,
Met haar - het meisje, dat 'k oprecht bemin.
HERTOG FRANCESCO
Met Sirenetta?
UMBERTO
Ja, met haar mijn vader,
Ik heb haar lief, heb haar beloofd te trouwen,
De vrijheid vragen wij en anders niets.
HERTOG FRANCESCO
Gij hebt uw vrijheid en gij kunt thans gaan.
UMBERTO
En zij?
HERTOG FRANCESCO
Zij wordt geoordeeld naar het eerlijk recht,
| |||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||
Hier is de acte van ôtage en
Daarop heeft zij getuigende verklaard,
Dat zij Beata kent als hertogin,
En dat de graaf en de gravin di Tosca,
Voorname lieden zijn van ouden adel.
UMBERTO
Zij moest en kon als dienstbode niet anders,
Zooals zij ook ons grof besluit moest volgen,
Dat 'laas zoo droef een einde nam, Graaf Reni.
GRAAF RENI
Dus gij Heer meent ook, dat het drietal ginds,
Niet hoort tot den Toscaanschen hoogen adel?
UMBERTO
'k Erken, dat 'k in den kerker heb ervaren,
Dat deze drie niet hooggeboren waren.
Graaf en gravin di Tosca hooren thuis,
Bij lazzaroni of bij aêr gespuis!
GRAAF RENI
Beata niet?
UMBERTO
Dat meisje is bescheiden,
Zij sliep of weende, dan zijn alle vrouwen,
Zoowat elkaar gelijk...
HERTOG FRANCESCO
En het sireentje?
UMBERTO
Dat is een dapper en standvastig meisje,
| |||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||
Zij voert den hoogsten adel - dien van 't hart...
HERTOG FRANCESCO
Verliefd tot over j' ooren, beste jongen!
Maar 't zal niet lang meer duren, want zij moet,
Gevonnist worden volgens recht en wet,
Zij heeft een valsch getuigenis gezet,
Cipier, wie volgt, de graaf di Tosca kome!...
GRAAF DI TOSCA
Genade, eed'le heeren, ach genade,
Mijn keel is uitgedroogd gelijk een strootje,
De nadorst is nog erger dan de dorst,
Ik kan niet spreken, ach geef mij een drop,
Een enkel dropje water smeek ik u.
HERTOG FRANCESCO
Hoe is uw naam?
GRAAF DI TOSCA
Een dropje water, heer, ik kan niet spreken...
GRAAF RENI
Cipier, geef hem een glas...
CIPIER
(hij heeft een glas van den slechten wijn ingeschonken).
Hier 's wijn, die zal u beter smaken, Heer.
GRAAF DI TOSCA
Neen, 'k bid u geef mij water, 'k schuw den wijn,
| |||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||
CIPIER
(een glas water inschenkend).
Die schijnt al aan de kleur de soort te kennen!
GRAAF DI TOSCA
(Het glas water aannemend).
O water, heerlijk water, godendrank,
Eerst wie versmacht leert uwe waarde kennen!
O water, zoeter dan de fijnste wijn!
(hij drinkt).
GRAAF RENI
Uw naam...
GRAAF DI TOSCA
Ik heb geen naam, want wie zijn vrijheid mist,
Dat is geen mensch meer, maar een ding geworden,
Waarmee men handlen kan al naar men lust.
HERTOG FRANCESCO
Dan zullen, vriendje, wij u doen verhongren.
GRAAF RENI
Of doen verdorsten - zie, daar heb je keus,
Je hebt de vrijheid - van die twee te kiezen.
GRAAF DI TOSCA
Die vrijheid is genoeg, nu ben 'k weer mensch.
Mijn naam is graaf di Tosca en niet anders.
HERTOG FRANCESCO
Gij blijft daar bij, bedenk het wel mijn vrind,
Verdorsten is geen pretje voor een drinker.
| |||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||
GRAAF DI TOSCA
Ik ben geen drinker meer, ik schuw den drank,
En daar zoolang ik 't water heb versmaad,
Is het nu waters beurt mij te versmaden!
GRAAF RENI
Wie volgt - voer de gravin di Tosca voor.
GRAVIN DI TOSCA
Mijn heeren, heb toch medelij met ons!
GRAAF RENI
Mevrouw lees hier, wat staat in deze acte?
(Zij kijkt velegen op 't papier).
Ah zoo... In Pisa leest men zoo... van achteren af..
(hij draait het papier om)
(zij blijft zwijgen).
Nog altoos niet - hier staat mevrouw voluit,
Dat u de vrijheid heden wordt geschonken...
GRAVIN DI TOSCA
Heb dank o! eed'le heeren, dank,
GRAAF RENI
Neen, neen, zoo staat het hier niet, eedle vrouw,
Beschermster van de kunst en wetenschap,
‘Dat u de vrijheid heden wordt geschonken,
Wanneer gij zegt wie of Beata is.’
In 't lezen van gedichten is u verder,
Dan in het lezen van die mooie acte...
Versierd met fraaie kruisjes, drie aan drie.
| |||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||
GRAVIN DI TOSCA
Beata is de dochter van den Hertog
Van Toscane, meer kan ik u niet zeggen.
HERTOG FRANCESCO
Dat is genoeg, u zijt bevrijd mevrouw,
Want 't is ons slechts te doen om's hertog's dochter.
De rechter stelde Pisa in 't gelijk,
Hoewel het recht aan onze zijde is.
En daarom zullen wij de hertogin,
Niet doen naar Pisa wederkeeren voor
Het landschap aan ons weêr wordt toegewezen,
En weigert men te Pisa ons verzoek,
Dan nemen wij Beata 't jeugdig leven,
Gaat heen en breng die boodschap nu naar Pisa,
GRAVIN DI TOSCA
(knielend)
Genade heeren voor Beata, heeren,
Ach heeren, 'k smeek u neem mijn leven aan,
En laat Beata weer naar Pisa gaan.
GRAAF RENI
Tot nimmer wederzien - Wie volgt, cipier?
CIPIER
De dochter van den hertog van Toscana!
BEATA
Mijnheeren, als u tranen kunnen smeeken,
Dan neem mijn tranen en heb medelij.
GRAAF RENI
Jonkvrouw, hoe is uw naam?
| |||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||
BEATA
Beata. heer!
GRAAF RENI
De dochter van den hertog van Toscana?
BEATA
Die ben ik Heer.
GRAAF RENI
Uw vader kreeg het recht aan zijne zij.
En dat was wel het allergrootste onrecht.
Maar hij is toch gestraft, want naar men zegt,
Is hij zoo door uw afzijn neergeslagen,
Dat hij vergrijsd, gebogen, is gevlucht,
Men weet niet waar, wellicht is hij gestorven.
BEATA
Dan zal zijn eed'le ziel den hemel kennen,
Dat is der stervelingen beste deel.
HERTOG FRANCESCO
Dat noem ik een heldinneziel...
GRAAF RENI
Of wellicht ook
Een onnatuurlijk kind,.... ach ja, zeg eens,
Wie was uw moeder ook weer?
BEATA
Mijne moeder?
| |||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||
GRAAF RENI
Ja, zie hier is een lijst van 't huis van Pisa,
Waarin misschien een fout geslopen is.
BEATA
Mijn moeder stierf heel kort na mijn geboorte,
En daarom ken ik haar niet juist bij name.
GRAAF RENI
Hoe oud zijt gij dan?
BEATA
'k Weet het niet, mijnheer.
GRAAF RENI
Kom, kom, dat weten vrouwen eerst niet meer,
Wanneer ze weer aan het verjongen gaan.
HERTOG FRANCESCO
Cipier, breng deze vrouw op 't folterrad.
GRAVIN DI TOSCA
Genade heer... genade voor Beata,
Breek mij de armen, beenen, rijt m' uiteen,
Maar laat Beata ongedeerd, mijn heeren.
HERTOG FRANCESCO
Dat 's meer dan trouw, zoo spreekt alleen een moeder.
GRAAF DI TOSCA
Mijn heeren, breek ze d' armen en de beenen,
| |||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||
Ik heb met die twee wijven niets van doen.
GRAAF RENI
Spreekt daar de vader of de echtgenoot,
Of beiden? - Vriend, hoe zou jij het wel vinden,
Wanneer op 't rad jou 't eerst wij lieten binden?
GRAAF DI TOSCA
Goed - laat die wijven dan voor mijn dood vrij,
Als het dan moet - welnu dan - rader mij,
Zet op mijn grafsteen, 't is mijn laatste wensch:
‘Hij leefd' als beest, maar stierf gelijk een mensch’.
GRAAF RENI
Die volgt - nu komt de beurt aan het Sireentje,
Ik ben benieuwd hoe die zich redden zal.
UMBERTO
Pas op mijnheer, voor die staat Umbert pal.
GRAVIN DI AMARA-SIRENETTA
Ik eisch mijn vrijheid....
GRAAF RENI
Wie heeft hier te eischen,
Die achter of die voor de rechtbank staat?
SIRENETTA
Wat noemt gij voor, wat heet gij achter, heeren?
Vóór is de zij van 't recht, dus hier is voor.
Hier staat de onschuld, spreek, ik vraag u beiden,
Met welke rechten houdt gij mij gevangen?
| |||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||
HERTOG FRANCESCO
Wat minder boud, juffrouw, mag 'k u verzoeken,
Te lezen wat gij hier hebt onderteekend?
SIRENETTA
(Zij neemt de akte van gijzeling aan en verscheurt die dadelijk in stukken)
Papieren liegen en ik haat den leugen,
Papieren recht is goed voor advocaten,
Verscheur die heele paperassen-zooi,
En d' onschuld stijgt omhoog in naakten tooi.
GRAAF RENI
Daar treffen wij een waren bondgenoot,
Want ook papieren recht heeft die van Pisa,
Het land geschonken, dat aan ons behoort.
SIRENETTA
Dan heeft papieren recht weer recht versmoord,
En gij zijt lafaards als gij dat gedoogt....
Was ik een man en deed men mij dat aan,
Ik trok mijn zwaard en stierf of overwon.
UMBERTO
Wanneer zij 't wil, dan vader, ik trek op,
En breng uw recht - of sneuvel op het veld.
HERTOG FRANCESCO
Bravo mijn zoon, ga dan en dat geweld
Van waapnen, het geweld der wetten keere.
SIRENETTA
Neen Umbert, blijf, ik wil u niet verliezen.
| |||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||
HERTOG FRANCESCO
Mijn zoon vertrekt. Hier valt niet meer te kiezen.
SIRENETTA
Ja toch - ik zeg: Umberto blijf, want 't land,
Dat thans mijn vader hoort, ik schenk het u....
GRAAF RENI
Ei.... Ei....
SIRENETTA
Uit kracht van mijnen naam en mijne afkomst,
Ik ben Beata, hertogin van Pisa,
Ziet hier mij aan - wie twijfelt aan mijn rang?
(Zij heeft zich waardig opgericht en staat met opgeheven hoofd voor de rechters)
UMBERTO
Ik twijfel... want dan hebt ge mij belogen.
SIRENETTA
Toch niet, maar ik heb u beproefd. Hoor toe,
Mijn vader, die mij lief heeft als zijn oog,
En mij de gijzeling besparen wilde,
Zond u dit meisje en haar beide ouders,
Die naar hun besten wil mijn vader dienden,
Maar 'laas de wil alleen was niet genoeg.
Ik volgde toen in stilte deze drie,
Belust op avontuur en bang voor 't klooster,
En liet mij als een dienstmaagd medenemen,
Zijzelve waren niet bewust dat ik,
Beata's dienstmaagd, zelv' Beata ben,
| |||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||
En toen ik hier was, zag ik klaar en goed,
Dat mijn besluit niet was te dom geweest,
Want dat 'k wellicht mijn vaderland kon dienen.
GRAAF RENI
Dat 's mooi bedacht, dat 's drommels mooi bedacht,
Maar meisje zeg ons, waar zijn je bewijzen?
SIRENETTA-BEATA
Hier deze lieden kunnen u verklaren,
Dat zij niet zijn van hoogen rang en dat
Beata is de dochter van Alfonso,
Ik, niet hun dochter Sirenetta ben.
HERTOG FRANCESCO
Dat zullen zij maar al te graag verklaren
Waar 't folterrad in ginds gewelf hun wacht.
SIRENETTA
Umberto, dan roep ik u aan mijn zij,
Gelooft ge nog, dat 'k Sirenetta ben?
UMBERTO
Wie eenmaal liegt, verdient nooit meer vertrouwen.
(Er wordt op de deur geklopt).
SIRENETTA
Ik heb u lief Umberto, dubbel lief,
Omdat gij mij als Sirenetta mindet,
En mij als hertogin ver van u stoot,
Want dat is wel een zeldzaam groot geluk,
Wanneer een vorstendochter wordt bemind,
| |||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||
Niet om haar rang, geboorte, hoogen staat,
Maar om haarzelv', haarzelv', haarzelv' alleen!
(Er wordt nogmaals geklopt)
CIPIER
Mijn heer, een oude man, gebogen, grijs,
Smeekt om een onderhoud met den heer hertog,
Hier is een brief, dien 'k u te toonen heb.
HERTOG FRANCESCO
(Hij leest een oogenblik, daarna tot allen)
Dat men zich voor een wijl verwijdere,
Behalve gij, graaf Reni, trouwe vriend.
(Allen, behalve graaf Reni, onder leiding van den cipier af)
| |||||||||||
Vijfde tooneel.Hertog Francesco, Graaf Reni.
HERTOG FRANCESCO
De hertog Lorenzo Dianti smeekt
Met spoed mij om een ouderhoud, ik denk
Dat hij vermoedt, waar zijne dochter toeft.
GRAAF RENI
Wij zullen hem eerst degelijk doen boeten
Voor het verraad...
HERTOG FRANCESCO
En daarna dan de zon,
Van het geluk doen opgaan, want nu ik,
Die onvervaarde jonkvrouw leerde kennen,
| |||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||
En het waarschijnlijk is, dat zij niet loog,
Zal 'k trotsch zijn als mijn zoon dees jonkvrouw huwt,
Waardoor meteen een strijd voorkomen wordt,
En de twee hertogdommen vrede sluiten.
| |||||||||||
Zesde tooneel.Vorigen, Hertog Lorenzo Dianti...
HERTOG VAN TOSCANE
Gegroet Francesco, hertog van Modena!
HERTOG FRANCESCO
Gegroet Lorenzo, hertog van Toscane.
LORENZO
Ik kom hier niet als hertog van Toscane,
Maar als een needrig smeekling aan uw voet,
Zeg mij, is 't waar, is mijne dochter hier?
HERTOG FRANCESCO
Natuurlijk, gij toch zelf hebt haar gezonden.
LORENZO
Neen Heer, ik zond haar niet. Die ik u zond,
Was een eenvoudig meisje uit het volk,
In het gezelschap van heur beide ouders.
Vergeef het mij, ik had mijn kind te lief,
Bedenk, gij zelf zijt vader en als ik,
Hebt gij één kind, dat vroeg de moeder derfde.
Vroeg ik uw zoon als gij haar, zoudt gij niet,
Als vader 't zelfde kunnen doen als ik?
| |||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||
HERTOG FRANCESCO
Als vader wellicht ja, maar nooit als hertog.
LORENZO
Ik ben geen hertog meer, ik ben gevlucht,
Mijn vriend graaf Bozzi voert thans het bewind,
Vind ik mijn dochter niet, hij blijv' het voeren,
En ik keer af mij van dees wreede wereld...
HERTOG FRANCESCO
Wanneer Beata niet Beata is,
Dan kan ik u Beata niet vertoonen...
LORENZO
Dan is het met mij uit, ik dank u heer.
Nog een woord voor ik u vaarwel toeroep,
Wij liggen beiden nog in strijd en wien
De rechters 't land toewijzen is nog niet
Bekend, welnu ik schenk u graag dat land,
't Welk zooveel strijd en rampspoed heeft gebracht,
Opdat voortaan Modena en Toscane
In vrede naast elkander zullen leven.
HERTOG FRANCESCO
Een woord nog, Heer, voor dat gij gaat. Er was,
Bij 't vreemde drietal, dat gij tot ons zondt,
Een meisje, kloek, vlug van begrip en woord,
Geleerd en toch geen blauwkous, scherp en toch
Nooit bitter, dartel en toch streng van zeden,
Mijn zoon heeft haar zijn liefde al beleden....
LORENZO
Zij leeft....?
| |||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||
HERTOG FRANCESCO
Zij leeft; als zij Beata is, dan leeft zij....
LORENZO
Groote God, gij zijt gedankt!
GRAAF RENI
(Hij heeft zich naar de traliedeur begeven en roept thans)
Beata kom... uw vader roept u hier...
(De valsche Beata verschijnt)
Hier ben ik Heer...
LORENZO
O God, zij is het niet...!
GRAAF RENI
(Opnieuw aan de deur roepend)
Beata kom, uw vader roept u hier!
(De echte Beata verschijnt)
Hier ben ik, heer...
LORENZO
Mijn dochter, o mijn kind!!!
BEATA
(zij snelt haar vader in de armen, die haar met kussen overdekt)
Mijn vader! vadertje! vader!!!
| |||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||
Achtste TooneelAllen op.
UMBERTO
(tot Francesco)
Mijn vader, ik heb mij al weer verzoend,
Ik vraag uw zegen voor het huwlijk, vader.
BEATA
(tot haar vader)
Mijn vader, zie, dat is des hertogs zoon,
Umberto...
LORENZO
'k Ken zijn naam door Bozzi reeds,
Gegroet... Hij roemde u als jonge held,
En uwe schranderheid verwon zijn kracht,
Ja waarlijk, 't uiterlijk is als uw daden,
Had God mij, arme, zulk een zoon beschoren,
De toekomst van mijn land waar welverzorgd.
UMBERTO
Ik heb uw dochter lief gekregen, heer,
En smeek bij dezen u om hare hand.
BEATA
Zie, zoo brengt God u in dees stond een zoon.
LORENZO
Legt kinderen hier beiden hand in hand.
En kome zoo in vree eens land bij land.
HERTOG FRANCESCO
En ook ik geef mijn zegen beiden hier,
| |||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||
Wat Mars eens scheidde, moge Venus eengen,
Der volkren toekomst zij van nu, voortaan,
De vrede door begrijpen en verstaan,
Breng' vrede, vrijheid, laai' een vreugdevier!
(Tot de andere gevangenen zich richtend)
Gijlieden daar, zijt vrij; maakt goede sier,
Vult de bokalen, zingt een lustig lied,
En volk, vergeet dan ook den dichter niet.
Einde van het vierde en laatste bedrijf.
| |||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||
BLADWIJZER.
Het recht van opvoering voorbehouden volgens de wet. |
|