Handleiding tot de natuurlyke opvoeding of Robinson Crusoë, geschikt ten dienste der jeugd
(1780)–J.H. Campe– Auteursrechtvrij
[pagina π1r]
| |
Handleiding tot de Natuurlyke opvoeding.
| |
[pagina III]
| |
Voorreden.Indien ik met betrekking tot de verschillende oogmerken, die ik my by het schryven van dit Werk voorstelde, niet geheelenal gemist heb, dan durf ik my verbeelden, dat ik thans aan myne Leezers een boek aanbied, dat in meer dan één opzicht van nut zal kunnen zyn. Ik zal deeze oogmerken met korte woorden ontvouwen, om elkeen' in staat te stellen, dezelve met de uitvoering van het Werk te vergelyken. En deeze ontvouwing zal nog daarenboven die nuttige uitwerking hebben, dat zy, die tot de opvoeding der jeugd bestemd zyn, daaruit zullen kunnen zien het gebruik, hetwelk ik wensch dat men van dit boek maake. Myn eerste oogmerk was; myne jonge leezers te onderhouden op eene zó aangenaame wyze, als my mooglyk was; wel weetende, dat de harten der kinderen zich voor nuttige onderwyzingen niet liever ontsluiten, dan wanneer die onderwyzingen met vermaak gepaart gaan. Ook heb | |
[pagina IV]
| |
ik rede om te hoopen, dat ik dit myn eerste oogmerk vry wel bereikt heb. Vervolgens nam ik in de tweede plaats voor, om in het beloop van het verhaal, dat in dit boek ten grondslag gelegd is, zo veel Eerste Kundigheden in te mengen, als, (zonder myn eerstgemeld oogmerk hinder te doen) eenigzins mooglyk was. Dan ik verstaa door Eerste Kundigheden niet alleen de letterkundige, maar tevens en wel voornaamelyk zulke kundigheden, welke dienen vooraf te gaan vóór de eigentlyke letterkundige beginselen of gronden der weetenschappen; te weeten allen de eerste denkbeelden van dingen uit het huislyk leven, uit de Natuur en uit den wyduitgestrekten kring der algemeene menschelyke naarstigheid, buiten welke denkbeelden alle onderwys hoegenaamd te recht mag vergeleken worden by een huis, dat geene fundamenten heeft. Zekerlyk was ook in de derde plaats myn oogmerk, om veele vry gewigtige letterkundige Eerste Kundigheden, vooral uit de Natuurlyke Historie, daarby te voegen, | |
[pagina V]
| |
omdat zulks geschieden kon zonder van myn ontwerp af te wyken. Want, niets kon my immers beletten, om in de plaats van de verdichtselen, waarmede de oude geschiedenis van robinson crusoë opgesmukt is, in myn verhaal liever te plaatsen, daadelyke onderwerpen, daadelyke voortbrengselen en verschynselen der Natuur, - en wel voornaamelyk met betrekking tot dat gewest der waereld, waarvan gesproken word, - vermits ik verdichtselen en daadelyke voorwerpen, beiden tot een' zelfden prys hebben, en met beiden een zelfde oogmerk bereiken kon? Zie daar ééne rede, waarom ik van de oude geschiedenis van robinson, in myne geschiedenis van robinson weinig gebruik maaken kon. Ik zal 'er u meer ontdekken. Myn vierde en voornaamst oogmerk was de omstandigheden en gebeurtenissen zodanig te schikken, dat daardoor telkens by herhaalde reizen gelegenheid zoude ontstaan om zedelyke en voor het verstand en het hart der kinderen gepaste | |
[pagina VI]
| |
aanmerkingen te maaken, en zeer dikwyls eene natuurlyke en niet verre gezochte aanleiding geeven tot het inboezemen van braave en godvreezende gevoelens. Dit was ook eene rede waarom ik my eene eigene stof, telkens naar maate ik dezelve noodig had, diende uit te vinden, en van de oude geschiedenis af te wyken. Der, halven zou hy, die dit boek alleenlyk wilde gebruiken om zyne kinderen in het leezen te oefenen, (het welk gewoonlyk de aangenaamste bezigheid voor hen niet is) deeze zou, zeg ik, myn ernstigsten wensch - om naamelyk het zaad van deugd en godvrucht, en van berusting in de wegen der Goddelyke Voorzienigheid in de harten der jeugd te zaaijen, voor het grootst gedeelte verydelen. Myn boek is dus geschikt, om bejaarde Kindervrienden te dienen tot voorleezen, en om slechts aan zodanige kinderen in de handen gegeven te worden, die in het leezen reeds eene genoegzaame vaardigheid verkregen hebben. Myn vyfde oogmerk had betrekking tot eene tegenwoordig, in Duitschland voor- | |
[pagina VII]
| |
naamelyk, heerschende besmettelyke zielsziekte, die zedert eenige jaaren groote verwoestingen veroorzaakt heeft onder allen onze lichaams en zielsvermogens. Ik bedoel hiermede de ongelukkige sentimenteele koorts. Wel is waar - Gode zy dank! - de woede van deeze zedelyke ziekte heeft zo verre weder opgehouden, dat dezelve nu niet meer eene pest is, die op den helderen middag verderft, daar het zekerlyk niemand verder durft waagen, als een openbaare voorstander van het ingebeelde sentimenteele voor den dag te komen: maar desniettemin is dezelve nog heden eene aansteekende ziekte, die in de duisternis kruipt, en gelyk andere ziekten, waarvoor men niet wil uitkomen, de gezondheid der menschelyke ziel in het verborgen ondermynt. Niets heeft my by deeze gelegenheid meer geërgerd, dan dat ik zien moest, dat men ook onze nakomelingen met het zoet en streelend vergif deezer ziekte zoekt te besmetten, en dusdoende mede het nakomend geslacht even zukkelende aan ziel en lichaam, even | |
[pagina VIII]
| |
ontzenuwd, even te onvrede over zichzelf, over de waereld en over den hemel te maaken, als het tegenwoordig geslacht is. Terwyl ik bezig was met in myne gedachten na te spooren, wat toch het krachtigste tegengif weezen kon, om deeze besmetting te keer te gaan, vertoonde zich aan myn' geest het denkbeeld van een boek, dat juist het tegengestelde kon zyn van de zogenaamde sentimenteele boeken onzer eeuw; een boek, dat de zielen der kinderen uit de ingebeelde herderlyke waereld, waarheen men dezelve met alle geweld wil vervoeren, terug bragt in die daadelyke waereld, waarin wy tegenwoordig zelven zyn, en daardoor naar den oorspronglyken staat der mensheid, dien wy verlaten hebben; een boek, dat elk in ons sluimerend, dierlyk en zedelyk vermogen opwekte, aanmoedigde en versterkte; een boek, dat wel even vermaakelyk en aantrekkelyk was als eenig ander boek, doch dat niet, gelyk zo veel anderen, slechts tot werkelooze bespiegelingen, tot noodelooze aandoeningen, | |
[pagina IX]
| |
maar onmiddelyk tot eige werkzaamheid zocht op te leiden; een boek, dat de aankomende zucht tot navolging, die in de ziel der kinderen gelegd is (de eerste van alle neigingen, die by ons gewoonlyk aan het gaan geraaken) onmiddelyk deed vallen op zodanige voorwerpen, die recht eigentlyk tot onze bestemming behooren, ik meen - op uitvindingen en bezigheden ter voldoening van onze natuurlyke behoeften; een boek, waarin deeze natuurlyke behoeften van den mensch met de door kunst gemaakte en ingebeelde behoeften, - en tevens de waarachtige betrekkingen der waereldsche dingen op ons geluk, met de denkbeeldige betrekkingen op het blykbaarst contrasteerden; een boek, dat ouden en jongen in staat stelde om het geluk van het gezellig leven, niettegenstaande allen deszelfs gebreken en onvermydelyke bepaalingen, recht handtastelyk te doen gevoelen, en daardoor allen aanzetten tot vergenoegdheid met hun lot, tot betrachting van alle gezellige deugden, en tot de hartelykste dank- | |
[pagina X]
| |
baarheid jegens de goddelyke Voorzienigheid. Terwyl Ik het verrukkelyk denkbeeld van zodanig een boek in myne gedachte vormde, en met eene angstvallige oplettendheid myne oogen rond liet gaan, om den man te ontdekken, die in staat was, ons hetzelve te leveren; kwam my te binnen, dat j.j. rousseau, alreeds naar een soortgelyk boek gewenscht en - hoe sterk begon my nu de póls te slaan! - hetzelve reeds ten deele gevonden had. Schielyk nam ik het tweede deel van zyn' Emile by de hand, om het aangenaam bericht van het boek nog ééns te leezen; en zie daar de plaats, waar ik hetzelve vond: ‘Zou 'er geene kans weezen om zó veele in eene menigte van boeken verstrooide lessen nader by elkanderen te brengen? dezelve te vereenigen onder een algemeen onderwerp, dat in het doorzien gemakkelyk, in het navolgen nuttig was, en dat ook dienen kon om zelfs kinderen aan te spooren? Indien men eene gesteltenis van omstandighe- | |
[pagina XI]
| |
den vinden kon, waarin alle de natuurlyke behoeften des menschen zich vertoonen op eene voor de ziel van het kind door de zintuigen bevattelyke wyze, en waarin de middelen, om deeze behoeften te voldoen, zich allengs met dezelfde levendigheid ontwikkelen: zo behoorde men door de treffende en natuurlyke schildery van deezen toestand aan de verbeelding des kinds de eerste gelegenheid ter oefening te geeven. Driftige Wysgeeren, ik zie reeds uwe verbeelding vlam vatten. Doet geene moeite; deeze gesteltenis van omstandigheden is al uitgevonden, zy is geschilderd, en (zonder uwe kundigheden te willen verachten,) veel beter dan gy dezelve schilderen zoud, ten minste met meer waarheid en eenvoudigheid. Vermits wy het volstrekt zonder boeken niet kunnen stellen, zo weet ik 'er een, dat, naar myn oordeel de gelukkigste verhandeling over eene natuurlyke opvoeding ons aan de hand geeft. Dat boek zal het eerste zyn, dat | |
[pagina XII]
| |
myn Emile leezen zal; het zal een' geruimen tyd zyne geheele boekery uitmaaken, en het zal altoos eene aanzienlyke plaats daarin blyven behouden. Het zal onze tekst zyn, en alle onze zaamenspraaken over de natuurlyke weetenschappen, zullen enkel strekken om denzelven te verklaaren en op te helderen. Het zal by onze vorderingen tot het toppunt van volmaaktheid, dat ons oordeel bereiken kan, de toetsteen weezen, en zo lang onze smaak niet bedorven is, zullen wy altyd behaagen scheppen in hetzelve te leezen. En welk is dan dat wonderbaare boek? Is het Aristoteles, is het Plinius, is het Buffon? - Neen; het is robinson crusoë. Robinson crusoë is op zyn eiland alleen, ontbloot van allen bystand van zyns gelyken, en van de gereedschappen aller kunsten en ambachten Ga naar voetnoot(*); hy zorgt ondertusschen even- | |
[pagina XIII]
| |
wel voor zyne kost, voor zyn behoud, en verschaft zelfs zich eene foort van welstand. Dat is een gewigtig onderwerp voor alle menschen, van welken ouderdom zy ook moogen weezen, en men heeft duizend verschillende wegen om hetzelve aan de Kinderen behaaglyk te maaken. Men zie eens, op welke wyze wy een daadelyk bestaan zoeken te geeven aan het onbewoond eiland, dat in den beginne slechts diende om eene vergelyking te maaken. Deeze staat, ik beken, is niet de staat van den gezelligen mensch. Naar alle waarschynlykheid zal hy ook niet de staat van myn' Emile weezen. Doch naar dien zelfden staat moet hy de waarde van allen de anderen staaten leeren afmeeten. Het onfeilbaarst middel om zich boven de vooroordeelen te verheffen, en overeenkomstig met de waare | |
[pagina XIV]
| |
betrekkingen der dingen te oordeelen, bestaat daarin, dat men zich stelt in de plaats van een' eenzaamen mensch, en over alles zodanig oordeelt, als deeze mensch met betrekking tot zyn eigen nut en voordeel daarover diende te oordeelen. Deeze roman, die, gezuiverd van alle overtollige redenen, begint met de schipbreuk van robinson by zyn eiland, en eindigt met de komst van het schip, dat hem vandaar komt haalen, zal geduurende den tyd, waarvan hier gesproken word, tevens de tydkorting en het onderwys van Emile zyn. Ik wil, dat hem het hoofd 'er van draai, dat hy zich zonder ophouden bezig houde met zyn kasteel, met zyne geiten, met zyne plantagiën; dat hy naauwkeurig, niet uit boeken, maar uit de zaaken zelve leere, wat hy in dergelyke omstandigheden dient te weeten. Hy verbeelde zich, dat hy zelf robinson is; hy verbeelde zich, dat hy gekleed gaa in vellen van beesten, dat hy | |
[pagina XV]
| |
eere groote muts op het hoofd, een' grooten sabel op zyde heeft, en alles te zaamen genomen de geheele zonderlinge vertooning maakt, die in het boek afgeschetst is, bykans toe den zonnescherm toe, dien hy niet zal noodig hebben. Ik wil, dat hy met eene onrustige overweeging bedenke, welke maatregelen hy zou dienen te neemen, in geval hem het een of ander ontbrak, dat hy het gedrag van zynen Held nagaa; dat hy onderzoeke, of dezelve niets verzuimd heeft; of men niet het een of ander beter had kunnen doen dan hy; dat hy op deszelfs misslagen naauwkeurig acht geeve, en daardoor wyzer en voorzichtiger worde, om in soortgelyke omstandigheden deeze misslagen niet zelf te begaan. Want men behoeft niet te twyfelen of hy zal het besluit neemen, om zulk eene wooning aan te leggen. Dat is het waare luchtkasteel van dien gelukkigen ouderdom, waarin men van geen ander geluk weet, dan van het noodzaakelyke en van de vryheid. | |
[pagina XVI]
| |
Welk een gewenscht middel zou deeze beuzeling niet zyn in handen van een' bekwaam' man, die dezelve wist uit te breiden, alleenlyk om daaruit het grootste voordeel te trekken! Het Kind, genoodzaakt om eene voorraadschuur ten behoeve van zyn eiland aan te leggen, zal veel meer drift hebben om te leeren, dan de Leermeester om onderwys te geeven. Het zal alles willen weeten, dat nuttig is, en het zal ook slechts dat willen weeten. Men zal niet meer noodig hebben hetzelve aan te moedigen, of te leiden; men zal slechts dienen hetzelve terug te houden. - Het oefenen van natuurlyke kunsten, waartoe één enkel mensch genoegzaam in staat is, leid ons op tot de naspooring van die kunsten der naarstigheid en bekwaamheid, welke den vereenigden arbeid van veele handen vereischen.’ Dus verre rousseau! Zo was dan daadelyk al lang dat wonderbaare boek, hetwelk ons nog scheen te ontbreeken, in weezen? - Ja! en neen! | |
[pagina XVII]
| |
naar maate men of de enkele grondschets van zulk een boek, of de gantsche bewerking deezer grondschets in 't oog heeft. Met betrekking tot de eerste (in welke betrekking rousseau daarvan spreekt) is het in weezen, en was al voorlang in weezen, en zyn naam is robinson crusoë; doch met betrekking tot het laatste missen wy hetzelve tot nogtoe geheelenal. Want ik behoef immers niet op te merken, dat de veelvuldige, wydloopige, ydele redenen, waarmede deeze oude roman overladen is; en deszelfs tot walging toe teemende en zwaarmoedige styl, (als zoveel, met betrekking tot Kinderen, zedelyke gebreken daarvan,) geene wenschenswaardige hoedanigheden van een goed boek voor Kinderen te noemen zyn. Daarby komt in de oude geschiedenis van robinson nog iets, waardoor byna het grootste nut, dat deeze geschiedenis kon bewerken, verydeld werd; ik spreek van deeze omstandigheid, dat robinson voorzien word met allen de gereedschappen, die hy noodig had, om zich veele van | |
[pagina XVIII]
| |
die gemakken te bezorgen, die het gezellig leven onder beschaafde menschen verschaft. Daardoor zyn wy verstoken van 't groot voordeel, om voor de oogen van den jongen Leezer op het klaarblykelykst te vertoonen, de behoeften van den eenzaamen mensch, die buiten de maatschappy leeft, en het veelvoudig geluk van het gezellig leven. Al wederom eene gewigtige rede, waarom ik oordeelde de oude geschiedenis van robinson niet te moeten volgen. Ik verdeelde daarom in drie tydperken de geheele geschiedenis van 't geen 'er voorgevallen is in den tyd, welken myn robinson op zyn eiland doorgebragt heeft. In het eerste tydperk moest hy geheel alleen en zonder de gereedschappen, die men in Europa heeft, zich enkel met zyn verstand en zyne handen redden, om aan den eenen kant te toonen, hoe bezwaarlyk de alleen leevende mensch zich helpen kan, en aan den anderen kant te doen zien, hoe veel een ernstig overleg en aanhoudende poogingen kunnen uitwerken tot verbetering van onzen toestand. In het | |
[pagina XIX]
| |
tweede gaf ik hem eenen makker, om te toonen, dat alreeds de enkele gezelligheid den toestand van den mensch grootelyks verbeteren kan. Ten laatste deed ik in het derde tydperk een schip, dat uit Europa kwam, op zyne kust vergaan, om hem daardoor te voorzien met gereedschappen en met de meeste dingen, die tot het leven noodig zyn, opdat daardoor op het duidelykste mogt komen te blyken de groote waardy van zo veel dingen, welken wy gewoon zyn gering te achten, omdat wy die nooit gemist hebben. - Doch, vóór dat ik myne Leezeren vaarwel zeg, wenschte ik nog gaarne jonge Vaders en andere persoonen, die zich met de opvoeding van Kinderen belasten, aandachtig te maaken op een by-oogmerk, waarop ik als van een groot belang zynde by het opstellen van dit boek insgelyks het oog gehad heb. En dit is, dat ik getracht heb door eene getrouwe schildery van daadelyke familie-tooneelen aan eerst beginnende Pedagoogen een niet onnuttig voorbeeld te geeven van de betrekking | |
[pagina XX]
| |
tusschen Vader en Kind, die tusschen den Pedagoog en zyne Leerlingen insgelyks noodzaakelyk dient plaats te hebben. Daar deeze gelukkige betrekking in haare geheele natuurlyke zuiverheid en eenvoudigheid eens ingevoerd is; daar verdwynen vanzelf veele, de zedelyke opvoeding grootelyks hinderende, moeijelykheden; doch daar dezelve niet plaats heeft, - daar neemt men zyne toevlucht tot het kompas van de pedagoogsche kunstenaaryen, wiens afwykingen zo veel en zó verschillend zyn, dat men die door genoegzaame waarneemingen op verre na nog niet bepaald heeft. - Voor het overige legt in dit oogmerk opgesloten de rede, waarom ik verkoren heb om liever daadelyke, dan versierde persoonen spreekende in te voeren, en voor het grootste gedeelte liever werkelyk gehoudene eenvoudige zaamenspraaken over te schryven, dan andere op te stellen, die kunstiger waren, doch die nooit gehouden zyn. |
|