Dagboek van Cornelis en Philip van Campene, behelzende het verhaal der merkwaardigste gebeurtenissen, voorgevallen te Gent sedert het begin der godsdienstberoerten tot den 5en april 1571
(1870)–Cornelis van Campene, Philips van Campene– AuteursrechtvrijDecember.Den IIen es met een trompet bijder stede upde ghecostumeerdeGa naar margenoot+ plaetsen gheboden, dat alle de ghonen, die hemlieden voughen willen te wercke, zouden anghescreven werden omme te helpen repareren dijcaigen ontrent de zee, ofte indien neen, zo zijn sulcke ledeganghers ghebannen uuter stede up correctie. Ende ten zelven daghe zijn sommeghe vagabonden bijder stede ghepuniert gheweest met fustigatie ende anderssins, in scepenen vander Kuere camere. Den IIIen heeft de bisschop, prekende in zijne cathedraleGa naar margenoot+ kercke, uutgheleyt tevangelie, bescreven bij sinte Luuc, an zijn XXIe capitele, naer de usancie vanden Roomschen brevier, vande teeckens inde sonne, mane ende sterren, dwelck men pleecht te lesen upden IIen sondach vanden advendt, ende nu upden eersten, dwelck men nu voortan in dit bisdom van Ghendt onderhouden zal naer de Roomssche kercke, ghelijc voorscreven es, achterlatende de oudde maniere van tbisdom van Doornijcke. Ten zelven daghe es sobijtelic bevanghen gheweest met siecte,Ga naar margenoot+ ende naerdien hij berecht es gheweest, ghestorfven Mr Ghee- | |
[pagina 294]
| |
raerdt Rijm, raedt sconijncs ons gheduchts heere in zijnen Raedt van Vlaenderen, een hooch gheleerdt man inde rechten ende heleghe scriftuere, daermede hij besich was corts voor zijn doot, hebbende eenen zone, die over een jaar ghesonden wierdt als ambassaduer anden grooten Turck, keyser van Constantinople ende Trapesonce, die ooc een gheleert joncman es, zonderlinghe inde Griecxe tale, wijlent advocaet inden voornomden Raedt, hebbende in huwelicke de dochtere van eenen raedsheere vanden secreten Raede sConijncs, ghenaempt Bruxella, heeft ooc eenen anderen zone, bailliu vande mannen van sinte Pieters, die onlancx, tsichtent XIIII daghen, in huwelicke es gheallieert gheweest met een rijcke dochtere, ende sommeghe van zijne kinderen zijn religieusen te Preecheeren binnen deser stede. Ga naar margenoot+ Den XIen heeft men de huutvaert ghehouden zeer solempneerlic, met XXIIII tortssen, inde kercke van sinte Michiels, vanden voornomden Mr Gheeraerdt, die een rijck man ghestorfven es, ende vermaert voor een goet conscientieus raetsheere, zeer wel gheverseert inde rechten ende costumen, ende light begraven inde voornomde kercke, in de cappelle daer den ontfanghere Claissone light. Ga naar margenoot+ Den XVen heeft Mr Pieter de Bevere, greffier vanden Raedt in Vlaenderen, ghelesen eenen brief van don Fernande, hertoghe van Alve, marquys van Coria, generael gouvernuer van dese Nederlanden, addresserende anden voornomden Raedt, daerbij te kennen ghevende, hoe dat hij diverssche requesten ontfaen heeft vande suppoosten vanden voornomden Raedt, ter causen dat zij ghefrequenteert hadden de predicatie vande Calvinisten, dewelcke de voornomde hertoghe gherestitueert heeft in huerlieder eersten staet, behoudens dat zij moeten gheven inde handen vanden greffier de somme daertoe gheprefigiert, te wetene de advocaten XXIIII guldens, de procureurs XII guldens, de duerwaerders ende messagiers vier guldens, die gheemployeert zullen werden ter reparatie vande kercken, die meerste schaede gheleden hebben, ter discretie vanden voornomden her- | |
[pagina 295]
| |
toghe. Bovendien was belast den president hemlieden te vermanen, dat zij nu voortan nyet meer in ghelijcke mesusen vallen en souden, dwelck hij ooc ghedaen heeft, hemlieden te vooren legghende huerlieder mesdaet, ende hoe dat zij jeghens de placcaten ons gheduchts heere ghedaen hadden, verbiedende dierghelijcke predicatien te handtieren, ende sonderlinghe den ghonen, die hem ter causen van huerlieder officien eedt ghedaen hebben, als de voornomde, die boven dien waren ten diverssche stonden vermaendt, ten tijde vande voornomde overwilleghe predicatie, bijden voornomden president, dat zij de zelve nyet en souden frequenteren, ende andere ooc dierghelijcke vermanijnghe te doene. Dies nochtans nyet jeghenstaende hebben ter contrarie ghedaen, ter grooter onstichtinghe van het ghemeente. Dus beslutende zijn redenen, heeft hemlieden gheseyt dat zij weder zijn gheadmitteert ter exercitie van huerlieder staet, upden eedt, die zij ghedaen hebben, ende met verbintenesse indien zij wederomme vervallen in ghelijcke erreuren, zullen ghepuniert werden als relapsen heretijcquen, volghende de placcaten. Ten selven tijde heeft men ghepronuncieert sententie crimineleGa naar margenoot+ up ende ten laste van Pieter Bernaert, wijlent huissier, ende eenen Jan vanden Berghen, wijlent dienaere van Doornijcke, ter causen van valssche updrachten ende kennessen, bij hemlieden ghedaen, in fraude van huerlieder credituers, bij de welcke sententie zij ghecondempneert wierden in huerlieder lijwaet, elck met een tortsse onghebrandt, Gode van hemelrijcke ende justitie vergheffenesse te biddene, dwelck naer dien zij ghedaen hadden, heeft de president hemlieden vermaendt, dat zij voortan hemlieden wachten souden, ende dat hemlieden bij tvoornomde vonnesse groote gratie ghebuerdt es, want men soude hemlieden hebben moghen punieren metter doot, achtervolghende de bescreven rechten. Ende de zelve wierden ooc verclaerst inhabijl, omme eeneghe officien te bedienen. Den XXIIIen hebben inden Raedt van Vlaenderen ghecompareertGa naar margenoot+ drie procureurs van andere jurisdictie, onder de welcke | |
[pagina 296]
| |
was Jan Charon, procureur bij den lieutenant deser stede, die ooc hebben ontfaen ghelijcke vermaninghen als de voorscreven, upden XVen van deser maendt, ter causen dat zij inden troublen tijdt ghefrequenteert hadden de overwilleghe predicatie vande Guens, hemlieden te kennen ghevende dat zij bijden Conijnck wederomme gheadmitteert zijn tot exercitie van huerlieder officie als procureurs, tot dat anders daerinne voorsien wierde, ende dat zij hemlieden nu voortan wachten souden van mesdoene. Ga naar margenoot+ Den XXVIIen heeft men begonst in sommeghe prochien te innen den honderdsten penninc, over tderde payement, dwelck moet betaelt wesen onthier ende lichtmesse. Ende ten zelven tijde, voor ende naer kersmesse, heeft zeer ghevrosen ende ghesneeut, zo zeere, dat de oudders nyet en wisten te segghene dat binnen huerlieder tijdt oynt de snee zo abondant es gheweest in desen landen, daer uute groot water es gheweest. |
|