Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 135] [p. 135] Een kind Het voorjaar was het niet noch in den avond het geuren van den grond kort na den regen en ook de wolken niet, snel en gehavend zwervend hun hooge, wervelende wegen. En later stonden sterren als in nachten zooals er duizenden al zijn verstreken, fonkelend op hun koude, starre wachten totdat een oude zon hen kwam verbleeken. Maar al dien tijd was er zijn ademhalen, een teeder rijzen en een teeder dalen, en dieper dan het liefste lied bemind; er was zijn rust, zijn schuldelooze vrede, meedoogend aan mijn donker hart beleden - het veilig slapen van een heel jong kind. Vorige Volgende