Uytbreyding over De Psalmen des propheten Davids
(1630)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen– Auteursrechtvrij
[pagina 412]
| |
Hemel heeft,
Wiens verwulf, wijdt uytgebreydt,
Rust op sijn Al-mogentheydt. Ga naar margenoot+
Looft hem in de groote wercken,
Voormaels na de maet gewracht
Van sijn ongemeten kracht,
Veel, en waerdt om op te mercken.
2 Looft met alle spel en sanck, Ga naar margenoot+
Looft hem met basuynen klanck,
Looft hem met het snaer geluydt
Van den Psalter en de Luyt;
Looft met trommen, en met reyen Ga naar margenoot+
Van een heyl’ge Maeghden-kroon,
Looft met snaren soet van toon,
Mengter d’orgel tusschen bey’en.
3 Looft hem met het hel en schel Ga naar margenoot+
Oor-door-dringend cimbel-spel:
Cimbel-spel, vermaeck van geest
In triumph en zege-feest.
Looft en singt, al wat kan singen.
Looft, al wat de borst beweeght
En met adem vult en leeght:
Looft den Heere aller dingen.
EYNDE. |
|