Stichtelycke rymen, om te lesen ofte singhen
(1647)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen– Auteursrechtvrij
[pagina 86]
| |
Brief aen N.N.Sang: Geen smert en duert des menschen ronden tijd.L 't oud en 't felf; altijd [segt gy] van Goed,
Van God, van Deugd van Lijden, van Ver- sa- ken.Ga naar margenoot+
So is 't, mijn Vriend. Die anders wil noch moet,
Noch durf noch kan, hoe sal 't die anders maken?
2.
Mal, is bene'en; hooch, boven mijn verstant;
Wer'lts, mach ick niet; diep, kan noch wil ick dichten.
Veel beter slecht en al-tijd Eender-hand,
Dan oyt door qua' Verscheydenheyd t'ontstichten.
3.
Nu rijm ick recht, dan dwers; no kort, dan lang;
Nu dus, dan soo; op alderhande wijse;
Nu geef ick dees, dan we'er een ander sang;
't Is and're saus, maer al de selve spijse.
4.
Die Een alleen voor d' Opper-noodig houd,
Wat lust heeft die van Velen veel te quelen?
En wat kan 't scha'en, al teemtmen staeg het Oud,
Als't Oud alleen het eeuwig Nieu kan geven?
5.
Wie reed't niet geern van 't geen uyt Sterflijckheyd
Alleen ons redt? wie leent niet graeg sijn ooren?
Die Noyt sat denckt, en is noyt sat geseyt;
Die noyt sat doet, en kan hem noyt sat hooren.
6.
Seer kort, mijn Vriend, en kost'lijck is de Tijd.
Gods trou Gesant gebied hem uyt te koopen.
Die over-schied, hoe nutter dat m' hem slijt,
Hoe vaster steun om Beter Tijd te hopen.
|
|