Stichtelycke rymen, om te lesen ofte singhen(1647)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Over Psalm XXIII. Sang: Frogs Galliaerde. Pag. 56. III. ALs een herder sijne schapen in een groen landouwe weyd. En, om haer den dorst te laven, na de versche beken leyd: Soo is oock de Heer mijn Hoeder. En om dat de Heer my hoed, Sal voor 't lijf noch spijs ontbreken noch verquicking voor 't gemoed. Doe ick, als een doolend schaapken, af-gegaen van 't rechte pad, Ongewisse gangen dede en verkeerde wegen trad: [pagina 81] [p. 81] Bracht hy als een trouwe Herder, bracht hy mijne voeten we'er Op des levens rechte straten, om sijns Naems hoogwaerde eer. 2. Of ick schoon (gelijck een kudde die in doods perijckel staet, En som-wijlen langs der heyde tot een prooy der wolven gaet) Wand'len moest op sulcken wegen daer men eynd noch uyt-komst siet, En geen mensch in 't nare doncker sich tot leyds-man aen en bied: Ia in sulcke nooden raeckte daer de dood voor oogen stond, En de Ziel by geene menschen hoop' van troost noch hulpe vond. Noch en soud' ick niet vertsagen, nu gy helpt en by my zijt Als een herder die sijn schapen trouw'lijck met sijn staf bevrijd. 3. Gy bereyd my voor de oogen van mijn vyand een bancket: Daer so word my overvloedig alle spijse voor-geset: Daer so druypt mijn hooft van oly, en mijn beker vloeyt van wijn: Dit vervult mijn geest met vreugde en mijns vyands hert met pijn. All' de dagen die ick leve (en daer op vertrouw' ick my) Blijft my Godes rijcke gunste en sijn milde goedheyd by. All' de dagen die ick leve (des ben ick in 't hert gewis) Sal ick blijven in de Wooning daer de Heer mijn God in is. Vorige Volgende