Stichtelijcke rijmen
(1660)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen– Auteursrechtvrij
[pagina 222]
| |
Zang: Als op de voorgaende.
| |
[pagina 223]
| |
Aerdtsche grootheydt moet om veer;
Aerdtsche hooghte moet ter ne'er:
Die wel hoopt, hoopt niet eer.
[3.] Ootmoet is een vrucht en spruyt
Van Godts Geest, die Deughdt doet groeyen,
En zondt drijft ter herten uyt:
Van Godts Zoon koomt hy af-vloeyen. Die dien mist, 'tzy wat hy doe,
Maeckt vergeefs hem zelven moê:
Godts Zoon koomt hy niet toe.
[4.]Zalich mensch, die dit Iuweel,
Die dees Peerle hebt verkregen:
't Geen ghy hebt is groot en veel:
Aen 't wel houden is gelegen.
Maer die 't niet hebt. staet 'er na;
Schut uw scha'. Die niet koomt dra;
Licht koomt hy wel te spa'.
[5.]Voor 's gemoedts bedriegery
Moet g' u zelfs voor al vermanen:
D'alderzotste hoovaerdy
Is, hem zelfs ootmoedigh wanen:
Wanen, als men 't noch niet is.
Mijdt dees herten duysternis;
Meynt niet, of heb eerst wis.
[6.]Die daer ziet door Wanens glas,
En vast meynt, hy hebt bekomen,
Arbeydt niet, blijft die hy was;
Paeyt hier tusschen 't hert met droomen;
En, door eygen-liefde zot,
Stelt zich tot zijns zelfs afgodt,
En die bet zien, tot spot.
[7.]d' Eerste trap des waer' Ootmoets,
Is Ootmoet en diep verne'eren:
| |
[pagina 224]
| |
Van Godt, Gever alles goedts,
Moetm', in Ootmoet, kracht begeeren:
Door Gebedt vangiz' aen; krijght schoot;
Koomt tot haer volkomen groot',
En blijft tot in der doodt.
|
|