Stichtelijcke rijmen
(1660)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen– Auteursrechtvrij
Zang: Qual vive Salamandra; Ofte
| |
[pagina 141]
| |
In Doodts verderf, :s: het leven niet te derven.
2. Al is hy doodt, nochtans zoo leeft hy Gode,
Die zijnen geest bewaert,
Om we'er te zijn gepaert
Met 'sLichaems huys: niet dit gering en snoode,
Maer een volmaeckt, gelijck Godts Hemel-boden.
O! hoogh-geluckigh sterven!
In doodts verderf, het leven niet te derven.
3. 't Is Godt, t'is Godt, die vast heeft voorgenomen
Te redden uyt verderf,
Tot eeuwigh levens erf,
Al die door Deughdt haer eygen wil betoomen,
En, in 't Geloof volstandigh, tot hem komen.
O! hoogh-geluckigh sterven!
In doodts verderf, het leven niet te derven.
4. 't Is God; dien't nooyt aen machten kan ontbreken;
Wiens Weten vast en wis,
Wiens wil onbuyghlijck is.
't Geen hy voorneemt, daer mag men zoo van spreken
Als of't (schoon ver) in daedt al waer gebleken.
O! hoogh-geluckigh sterven!
In doodts verderf, het leven niet te derven.
5. O zoete Doodt! geen Doodt met recht te heeten,
Maer Slaep en Arbeydts rust:
Want op u volgt een lust
En (na een kort, of by-na geen, Vergeten)
Een Weder-denck en zelfs genietigh Weten.
O! hoogh-geluckigh sterven!
In doodts verderf, het leven niet te derven.
| |
[pagina 142]
| |
6. Voor 't lang geslaep en durfmen niet bevreest zijn:
In tijdt is 't dat m' yet lijdt.
d'Uyt-wezigh' heeft geen Tijdt:
Als 't heerlijck Lijf vereent zal met den Geest zijn;
Zal alle Tijdt maer een oogh-blick geweest zijn.
O! hoogh-geluckigh sterven!
In doodts verderf, het leven niet te derven.
|
|