zyn van des te meer waarde om dat ze zoo lang duuren.
Die opmerking is wel recht, myn Vriendje! welk eene wysheid en gunst van God, dat hy voor ons ook zorgt in den winter als de aarde niets aangenaams kan voortbrengen. De Almagtige bestuuring is verwonderlyk: moet men geene eerbied hebben voor den Schepper als men dat bedenkt?
Ja, Mama lief! Ik wil altyd eerbied hebben voor dien God, die zoo mildelyk voor ons zorgt. Hoe veele Menschen zyn 'er, die al dien winter voorraad gebruiken, zonder ooit te denken op Hem, die denzelven gegeeven heeft, en dat is wel onvergeeflyk. - Nu vaar altyd wel Mamaatje, en denk aan uwen gehoorzaamen Zoon.
Zoo eeven krygt de Heer Grandisson een Brief van den Graaf van D ... een der eerste Kamerlingen van het Hof om Kareltje by hem te ontbieden: wat dit weezen zal is onbekent. - Myn Vriendje vertrekt dus op morgen met den Heer Bartlet naar