De carneval van Roomen of de vastenavonds vermaaklykheden
(1718)–Jacomo Callot– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |
[pagina 8]
| |
Lucia.
Jou hanggat wie fopje? ik lag om je brief.
Frastullo.
O Jonkvrouw ik hebt je uit liefde geschreeven.
(Lucia.)
En ik met dat briefje myn aars afgewreeven.
(Frast:)
Ei waarom begonje zo 'n slimmen zaak?
(Luc:)
Wel vraag - - - - je dat drasbroek, gy tart'er
| |
[pagina 9]
| |
myn wraak.
(Fr:)
Zo haastig, zo haastig, zo haas - - - - - - tig niet,
wil tog een weinig bedaaren.
(Luc.)
Gy schynt 'er myn gramschap nog meer te bezwaaren.
(Frast:)
Ik bid op myn knietjes,
Zy tril - - - - - len als rietjes,
Met 't hoedtje in de hand,
Vergeef my myn
| |
[pagina 10]
| |
foutje,
Ach goelik Jonkvrouwtje,
En schenk - - - - - t my uit liefde
uw trouw tot een pand.
(Luc:)
Myn boutje jou foutje
vergeef ik je weer,
Maar maaktme die frat - - - - - - - - - - - - - - - - - sen uw leven niet meer.
|
|