Kinderen der eeuw

(1872-1873)–Elise van Calcar– rechtenstatus

Blz.	55	reg.	14	opdat ik beiden zegene - lees: opdat ik u beiden.
Blz.	71	reg.	13	v.o. maar de hoed - lees: maar den hoed.
Blz.	87	reg.	14	verdediging - lees: verdeeling.
Blz.	88	reg.	2	zijn zoons - lees: zijns zoons.
Blz.	105	reg.	14	v.o. wil - lees: zij wil.
Blz.	105	reg.	13	ichtjes - lees: nichtjes.
Blz.	123	reg.	1	v.o. herhaalde - lees: verhaalde.
Blz.	177	reg.	16	v.o. denkbeelden - stellig - lees: denkbeelden stellig.
Blz.	198	reg.	8	haar antwoord - lees: haar, antwoordt.
Blz.	231	reg.	11	v.o. uwer fantasie - lees: onzer fantasie.
Blz.	269	reg.	11	v.o. gunde - lees: gunden
Blz.	273	reg.	11	nu den grooten koning - lees: nu de groote koning.
Blz.	289	reg.	11	enkele, die - lees: enkele dien.
Blz.	322	reg.	14	trotsch - lees: trots.
Blz.	355	reg.	11	v.o. die - lees: dien
Blz.	372	reg.	1	liepen - lees: lieden.

Blz.	2	reg.	5	v.o. wijden - lees: weiden.
Blz.	35	reg.	5	grondeloozen - lees: eindeloozen.
Blz.	41	reg.	16	dat zij - lees: dat wij.
Blz.	55	reg.	12	v.o. de schrik - lees: den schrik.
Blz.	210	reg.	8	en bleef er - lees: en voelde hij.
Blz.	251	reg.	15	v.o. hunne vuile kinderen - lees: hare vuile kinderen.
Blz.	326	reg.	10	Lamenais - lees: Lamennais.
Blz.	349	reg.	8	der zielenadel - lees: van den zielenadel.
Blz.	391	reg.	5	oranjen lees: oranje.
Blz.	403	reg.	11	hen - lees: hun.
Blz.	424	reg.	11	v.o. God werk - lees: Gods werk.
Blz.	430	reg.	14	in universeele taal - lees: eenvoudige taal.
Blz.	430	reg.	16	en 18 wonderboek - lees: woordenboek.
Blz.	438	reg.	17	moeen - lees: moeten.
Blz.	465	reg.	4	pleegsters - lees: verpleegsters.
Blz.	469	reg.	1	Böhme - ees: Bohm.
Blz.	470	reg.	1	Esschenmayer - lees: Eschenmayer.
Blz.	470	reg.	1	Young Stilling - lees: Jung Stilling.

Blz.	1	reg.	6	proefwaarneming - lees: waarneming.
Blz.	28	reg.	10	nog te vinden - lees: terug te vinden.
Blz.	48	reg.	10	welke - lees: welken.
Blz.	84	reg.	4	egd - lees: legd.
Blz.	85	reg.	5	in de kracht - lees: en de kracht.
Blz.	138	reg.	6	schrijft - lees: schrijf.
Blz.	152	reg.	2	en reg. 5 v.o. ‘onzichtbare’ - lees; ‘onzichtbaven’
Blz.	153	reg.	11	v.b. onzichtbare - lees: onzichtbaren.
Blz.	174	reg.	12	klemmende - lees: klimmende.
Blz.	175	reg.	1	rouw - lees: trouw.
Blz.	179	reg.	14	de - lees: der.
Blz.	190	reg.	5	dan nog liever - lees: veel liever.
Blz.	229	reg.	1	v.o. die zij mij - lees: dien zij mij.
Blz.	233	reg.	12	v.o. aangeboren - lees: aangebeden.
Blz.	236	reg.	3	die - lees: dien.
Blz.	273	reg.	2	over - lees: voor.
Blz.	294	reg.	14	v.o. zij - lees: hij.
Blz.	298	reg.	14	die - lees: dien.
Blz.	303	reg.	1	dat gij indien gij - lees: dat gij ook.
Blz.	315	reg.	5	v.o. het voorhang - lees: den voorhang.
Blz.	334	reg.	15	den groep - lees: de groep.
Blz.	366	reg.	15	v.o. dengeen - lees: degenen.