ken in schitterende pantoffels, waarop rood, geel, groen en goud mij tegenblonken, terwijl hij achteloos zijn groote gouden snuifdoos om en om kantelde onder het spreken.
Ik gaf mijn verlangen bescheidelijk te kennen, om in de zaken ingewijd te worden, terwijl ik tevens mijn diepe onkunde beleed.
- 't Maakt niet uit - mijnheer! - niets uit! niets hoegenaamd! riep snork met een schetterende stem - ik ben ook eerst op mijn dertigste jaar in de zaak gekomen - niet waar schraper?
Schraper knikte en kneep de lippen veelbeteekenend op elkander, als de zuinigste manier van antwoorden.
- En wat wist ik van journaal en grootboek. Nooit van gehoord mijnheer - nooit van gezien mijnheer - riep snork, telkens de vingers van de regter in de palm der linkerhand slaande, om klem aan zijne betuiging bij te zetten. Ik was soldaat geweest mijnheer - met napoleon naar Rusland mijnheer - mijn paard onder mijn lijf doodgeschoten - drie kogels in mijn mantelzak-ongedeerd naar huis gekeerd - en van den zadel op den lederen kruk geplakt - geen cijferen willen leeren - een afschuw van zitten - en toch boekhouder geworden zoo goed als de beste! - niet waar schraper?
Deze knikte en begon intusschen een paar stompjes van pennen te versnijden.
- Ken je dat? - vroeg snork - op dien arbeid wijzende.
- Ja, zei ik, dat zal wel gaan.
- Welnu, dat kon ik niet eens - geen spleet maken mijnheer! - Alles leert, als men dàt maar heeft - en