- Ei...eiwel, wat denkt ge daarvan! Is da...at niet wonderbaar, niet schrikkelijk?
Maar met het einde van zijn lezing hield hun morele foltering nog niet op: in die uren van praatzieke ontboezeming, nadat hij 't boek gesloten had, begon hij dan zelf over het voorgelezene te disserteren. En het was iets verbazends hoe al die vreemde namen met zijn stamerende uitspraak in zijn mond verwarden, hoe hij er klanken van vormde die op geen woorden meer leken noch geen hoegenaamde betekenis meer hadden. Soms ging het tot een echte gekheid over. Hij stelde zich niet tevreden met de nare, in het boek gelezen anekdoten; hij voegde er andere bij, hij vond er nieuwe uit, als kon hij zich de indruk van akeligheid niet genoeg overweldigend maken. Meer dan eens zelfs deed hij door zijn gewaagde beschrijvingen van de Afrikaanse zeden zijn moeder en zijn zuster blozen.
- Ja...a, moe...oeder, da...at kost daar een zwijn, of ee...een koe, sprak hij op zekere avond, van de schadeloosstelling gewagend, waarvoor een wilde aansprakelijk is, die met de vrouw van zijn buur te ver zou gegaan zijn.
En daar bazin Massijn, gestoord, hem verzocht van zulke dingen liever niet te spreken:
- Wel, waa...aarom niet, moe...der, hernam hij grootmoedig; - men moet die...ie mensen dat vergeven, zij...ij zijn gelijk de beesten, zij weten niet wa...at zij doen.
Toen praatte hij ook weer van Badoe en Soera, de twee jonge zwarte prinsen, met wie hij een regelmatige briefwisseling onderhield.
- Zie...ie, moe...oeder en zuster, sprak hij, een punt op de landkaart aanwijzend, - hie...ier woont de vader van Badoe, ko...o...oning van Pahalamaboe, en daa...aar woont die van Soera, prins van Manyalahi, bei...eiden op de boorden van de Lou...oualaba, anders genoemd de Con...co...congo.
Doch van lieverlede begon hij ook naar andere toehoorders dan zijn zuster en zijn moeder te verlangen. Hij voelde dringend de behoefte die wondere dingen, waarvan hij zo doordrongen was, aan een ruimer publiek voor te dragen; en, de smaad vergetend waarmee de Akspoelse bevolking hem destijds bejegende, verscheen hij weldra regelmatig weer in Het