| |
| |
| |
Liberale politiek
In mijn jeugd heb ik dikwijls politieke meetings en manifestaties bijgewoond. Ik heb er zelfs nu en dan een actief deel aan genomen. Ik behoorde tot de liberale partij, met vooruitstrevende gedachten.
De grote woorden met kleine betekenis waren in die tijd voor mij geen holle klanken. Ik geloofde vast aan de mooie beloften; ik twijfelde niet of het geluk van land en volk lag in de overheersing van de liberale partij gewaarborgd.
O! die meetings en manifestaties! O! die schitterende, overtuigende, meeslepende sprekers! - Zij begonnen, als overal en altijd, met al het kwaad van de andere partijen aan de kaak te stellen. Het was verschrikkelijk, die snoodheid en laagheid van de andersgezinde partijen! Zij schilderden u dat af in woorden en in kleuren om er van te ijzen, zo ongeveer als de pastoor de folteringen in de hel beschrijft. Men sidderde van verontwaardiging, men eiste dringend verandering in de afschuwelijke toestand, men zou desnoods, met ruw geweld, die Augiasstallen, - zoals het zinnebeeldig heette - van de onwaardige regering reinigen. Daarna vertelden die welsprekende orateurs hóé zij die vuile stallen zouden reinigen, en wat al goeds en moois zij ervoor in de plaats zouden brengen. Maar evenals het de pastoor beter gelukt de folteringen van de hel te beschrijven dan de zaligheden van de hemel, zo ook geraakten onze schitterende sprekers meer dan eens in duistere verwarring onder het voortoveren van al die ongekende heerlijkheden. Het was te veel, het was te mooi, 't publiek werd ongelovig en begon te grinniken. Dan maakten zij een einde aan hun speeches, en dat einde, - o, hoe dikwijls heb ik 't niet gehoord! - ontketende telkens met vaste zekerheid een orkaan van daverend, dreunend, bulderend applaus: het was, in 't Frans, altijd in 't Frans, het volgende suf-bom- | |
| |
bastische zinnetje: ‘Enfin, messieurs, pour finir, nous jurons de tenir haut et ferme le drapeau du Libéralisme Belge!’
Dat werkte als 't ware electriserend, de wilde geestdrift was niet meer te temmen, men brak uit de zaal en ging manifesteren in de straten, men zong: ‘Van 't ongediert der Papen’ en men gooide ruiten in; 't was een gevecht en een triomf!
Met al dat, en met niet veel daarbij, hebben de liberalen op den duur toch werkelijk de zegepraal behaald, en tijdens ettelijke jaren het land geregeerd.
Van al hun schitterende beloften is natuurlijk weinig, of helemaal niets, gekomen. Zij hebben enkele nieuwe wetten gemaakt, - zoals elke partij die aan 't bewind komt het tot haar traditionele plicht rekent, of 't ook al nuttig is of niet, - dikwijls gevaarlijke of onbehendige wetten, als b.v. de beruchte schoolwet van 1879, waarop het land in 't geheel niet voorbereid was; en verder hebben zij, buiten gewone administratieve zaken, zogoed als niets gedaan. Tegen rechten en taaleisen van de Vlamingen, o.a. bleven zij steeds vijandig gekant. Hun regering was sterk van franskiljonisme doordrongen. Hun politieke en sociale oriëntering kwam rechtstreeks uit Frankrijk. Minister Frère-Orban en later Bara waren hun chefs en hun leiders; en Frère-Orban en Bara waren ook Walen en kenden noch de taal, noch de innige belangen van het Vlaamse volk. De liberale partij was in hoofdzaak, om het met korte woorden te noemen, de partij van de franskiljonse bourgeois. Maar, ondanks alles, waren en bleven zij diep doordrongen van de overtuiging dat zij het gehele Belgische volk uit zijn ondergang gered hadden, en wanneer soms iemand enige aanmerking over hun laksheid durfde maken, antwoordden zij met echte, diepe, overtuigende verontwaardiging: ‘Wat! zouden wij slechte patriotten en regeerders zijn! Vous vous trompez du tout au tout, monsieur. Nous tenons haut et ferme le drapeau du Libéralisme Belge!’
Niettegenstaande dat halsstarrig ‘haut et ferme’ houden, werd de regeringsvlag hun eindelijk uit de handen geslingerd en wij kregen een klerikale regering in de plaats.
| |
| |
Ik geloof, helaas! niet, dat die verandering een groot geluk voor ons land is geweest. De liberalen hebben ons zogoed als niets gedaan; maar de klerikalen hebben ons, in menig opzicht, heel veel kwaad gedaan.
Na meer dan twintig jaar klerikale regering zijn o.a. onze scholen beneden peil gedaald. De intellectuele achteruitgang in België is, - de gunstige uitzonderingen niet te na gesproken, - over het algemeen ontzettend. Katholieke regeringen houden niet van de verspreiding van de kennis onder het volk. Instructie is gevaarlijk voor op verouderde fundamenten gebouwde, maatschappelijke instellingen. Instructie, wetenschap, intellectuele ontwikkeling werken het socialisme en het anarchisme in de hand. Wat, hier als elders, grote levenskracht aan het klerikalisme gaf, was, dat het, op een gegeven ogenblik, als enig, stevig bolwerk pal stond tegen het gevaarlijk opdringen van allerlei subversieve stelsels en beginselen. Daarom had het, van een conservatief standpunt beschouwd, veel meer dan het halfslachtig en half-ontbonden liberalisme, zijn goede sterke reden van bestaan. Geen factor werd dan ook door de klerikale regeerders verwaarloosd om hun macht te handhaven, en een der gewichtigste onder deze factors, ofschoon pas nieuw in het politiek leven verschenen, was het flamingantisme.
Ik geloof in 't geheel niet dat onze klerikale regeerders sterk overtuigde Vlaamsgezinden zijn. Ik geloof niet dat zij de Vlamingen verdedigen uit liefde voor hun land en volk en taal. Ik geloof enkel aan hun eigen politieke zorg en liefde, daar waar het Vlaanderens dierbaarste belangen geldt. Waarom anders zouden zij nog steeds in al hun scholen aan het Frans als leertaal de voorkeur geven? Maar zij hebben, - veel slimmer en gevatter dan de liberalen, - het ontwaken en herleven van de Vlaamsgezindheid met nauwkeurige belangstelling gevolgd, en dadelijk ingezien welke kracht en welk voordeel zij er voor hun partij uit konden trekken. En heden ten dage zijn ze dan ook reeds zover gekomen, dat zij de Vlaamse Beweging zeer ruim naar hun zin en hun belangen om zo te zeggen hebben gekanaliseerd. De ‘Vlaamse’ zaak is grotendeels een ‘klerikale’ zaak geworden.
| |
| |
Maar nu hebben de laatste Belgische verkiezingen een heel onverwacht verschijnsel aan de dag gebracht: de plotselinge herleving van de liberale partij, die men zogoed als dood waande. En deze herleving is geen afzonderlijk, hier en daar gelokaliseerd feit: het is geweest een algemeen verschijnsel, over het ganse land.
Het is moeilijk om precies te weten waaraan deze gebeurtenis toe te schrijven. Wellicht aan de ene kant een vage, algemene ontevredenheid over een regering die te lang geduurd, en te weinig voldaan heeft; en zeker aan de andere kant een toenemende afkeer van het socialisme met zijn collectivistische stelsels. Vreemd is het dat de socialisten zo sterk aan dat onmogelijk beginsel van het collectivisme blijven hangen; vreemd dat zij, die anders van zo veel gezonde waarheid houden, de steeds duidelijker wordende waarde van het individualisme en meteen van het privaat eigendom niet kunnen of niet willen huldigen. Zij willen te ver gaan en zitten blijkbaar in de war met hun ellendig begrip van Gelijkheid, terwijl toch alles in de natuur van Ongelijkheid getuigt. Maar het is nu eenmaal zo; en, van die vage, algemene ontevredenheid over de klerikalen, en die duidelijke weerzin tegen het collectivisme, hebben de oude liberalen in ruime maat geprofiteerd.
Zij hebben gezegepraald en feestgevierd, en in een niet verafgelegen toekomst zien ze reeds opnieuw hun heerschappij over 's lands regering tegemoet.
Ik heb ze weer, na zo veel jaren ondergang, geestdriftig horen redeneren en manifesteren, en nieuwsgierig heb ik geluisterd, hopende dat de ondervinding van 't verleden tot les voor de toekomst zou hebben gediend.
Ik moet bekennen dat ik er teleurgesteld vandaan gekomen ben. Al waren 't ook andere en nieuwere mannen, zij hebben, op zeer enkele uitzonderingen na, - uitzonderingen die dan ook door de meerderheid met wantrouwige ogen werden aangekeken, - precies gesproken als de mannen van vóór vijfentwintig jaar; en daar heb ik het waarachtig weer gehoord, onder daverend gebulder en applausgejubel: ‘Et, pour finir, messieurs, nous jurons de tenir haut et ferme le drapeau du Libéralisme Belge.’
| |
| |
Het zou toch tijd gaan worden, dat die ingebeelde vlag nu eens voorgoed in haar koker werd gestoken, en dat een strenge boete werd toegepast op wie nog spreken durft er die in jaren uit te halen. Genoeg met al die holle klanken nu. Er is werkelijk overdaad gepleegd. Daden! daar hebben we vooreerst behoefte aan. En onder die daden kan ik er, voor de liberale partij, die nu weer zo onverwacht van de gunst van het volk geniet, geen nuttiger en heilzamer aanwijzen, dan een zo nauw mogelijke aansluiting met de veel te lang door haar verwaarloosde Vlaamse Beweging. Daar ligt een haast nog onontgonnen veld voor de liberale politiek. Vlaamsgezinde liberale propaganda, op 't platteland en in de steden, Vlaamsgezinde liberale meetings, Vlaamsgezinde liberale dagbladen, Vlaamsgezinde liberale kandidaten voor de verkiezingen, zijn, vooral ten plattelande, nog zogoed als onbekende dingen. Laten we daar nu eens ernstig mee beginnen; 't is meer dan hoge tijd. En als er eenmaal jaren lang met taai geduld gewerkt zal zijn, - jaren lang aanhoudend, en niet meer, zoals nu 't geval is, enkel in verkiezingstijden, - dan zullen wij misschien opnieuw de zo geliefde, en zo vaak misbruikte liberale vlag nog eens uit de streng-gesloten koker mogen halen, en die werkelijk statig kunnen vasthouden; maar dan op zijn Vlaams, hoor, met een Vlaamse kenspreuk, en niet meer met dat nageaapte Franse ‘haut et ferme’, waarbij de mensen, die 't nog goed met het liberalisme menen, en in deze partij, behoorlijk gemoderniseerd, het nodige evenwicht tussen klerikalisme en socialisme zien, nu minachtend-schimpend hun schouders ophalen.
|
|