Verzameld werk. Deel 6
(1980)–Cyriel Buysse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 155]
| |
als vandaag: eentonig grijs, windloos, regenachtig zonder eigenlijke regen, dood. Dan wordt ‘mon âme’ even ‘triste’. De blaren vallen zwaar en nattig van de bomen en plakken neer in 't slijk van de paden. Er vallen er niet vele, maar ieder blad dat zo loom en zwaar neerdaalt is als een gewicht van droefheid, dat op de triestige aarde komt drukken. 'k Ben toch maar even in het bos geweest en langs het water. In 't bos kweelden de roodborstjes hun droevig herfstzangetje, dat zo verschillend is van 't lentevooisje: hun herfstdeuntje zo kort en verre als 't ware en zo weemoedigtriestig. En aan de waterkant lag 't bootje vastgemeerd vol afgevallen bladeren, alsof 't voortaan nooit meer met vrolijke wezens zou gaan spelevaren, maar slechts dode bladeren wegvoeren: hopen, vrachten dode bladeren, als naar een kerkhof. 't Was droef en huiverig buiten. Ik ben algauw weer binnenshuis gekomen en bij 't vuur gaan zitten. ‘Mon âme est triste’... |
|