24 september
En te allen kante, op de akkers, zie ik nu neergehurkte mensen, die hardnekkig, met handen en houwelen, de droge aarde omwroeten.
Het is de aardappeloogst. Heldergeel, als gouden ballen, komen de knollen uit de grond. Het is een weelde, een overvloed, een laatste, óvermilde gift van de natuur vóór 't komen van de gure, droeve winter. En in de gulden, stille avond wordt, rood, het droge kruid verbrand en blauwe rookzuilen stijgen alom over de wijde uitgestrektheid van het veld ten hemel, als nederige hulden van dankzegging en lof.