29 augustus
En zo is 't heden weer...! O, waarom moeten zulke dagen eindigen! Ik loop me doodmoe, ik kijk, ik voel en geniet; en kan nooit genoeg kijken, voelen en genieten. Want, onder mijn ogen als 't ware, zie ik de natuur veranderen en van zomer tot herfst overgaan. Waarom zo gauw, o, waarom toch zo gauw? Prachtig is het, glorieus- prachtig; maar waarom staan die kleine populiertjes daar nu al gans geel als brandende kaarsjes tegen 't donkere van 't dennewoud? Zijn het niet precies brandende waskaarsen om een lijkbaar! En waarom liggen reeds zovele, o, zo droevig-vele dorre bladeren op de grond, die onder mijn voetstappen ritselen en zuchten, als zuchtten zij van smart en rouw?
't Is immers nog te vroeg, nog veel en veel te vroeg!