delijk-vast, elk jaar terug. 't Is als met de nachtegalen. Ze zijn er nog wel, maar men hoort ze niet meer. Als schichtige rosbruine propjes zie ik ze onder de lage heesters wegschieten; en nooit, als men 't niet wist, zou men denken, dat dát dezelfde ontroerende vogels zijn, die, nog zo kort geleden, in de schone, stille lentenachten, het ganse bos van hun verliefd gezang deden weergalmen.