dadelijk zitten ze weer en met de hand kan je ze pakken.
Je neemt ze op en koestert en verzorgt ze; je houdt ze warm bij 't vuur en geeft ze fijngehakt eigeel en vlees te eten; maar ze kijken je even aan met hun gitzwarte, ronde oogjes en sluiten die weldra onder het fijn, leikleurig floers van hun oogleden.
Neen, dát wat de zwaluwtjes nodig hebben om te leven is door geen mensenhand te bezorgen. Zij kwamen dagen verre uit het land van de zon (waarom dit ooit te verlaten!) en sterven hier van kou en armoede, omdat wat zij ginder lieten bij ons niet meer te vinden is.
Wij kennen de zon niet meer en bezitten niets meer van alles wat de zon vroeger bij ons in 't leven riep.
Maar waarom willen dan de zwaluwtjes in 't gure noorderland nog komen? Of waarom vliegen ze niet op hun pijlsnelle vleugelen terug naat 't milde zuiderland, waar overvloed van alles is?
Ik weet het niet, en de zwaluwtjes, helaas! schijnen het ook niet te weten.
Ze sluiten rouwend hun lange, fijne vlerkjes over hun witte borstjes en laten zich gedwee van kou en honger doodgaan.