22 juni
Zondag en een dag met zon. Wie dacht, dat alles was gedaan, dat niets meer zou gebeuren, dat geen verrassing noch schakering meer over het effen-dofgroene land zou komen? Een fee is rondgegaan, die alles deed herkleuren en herleven! De bomen en heesters zijn opnieuw vol vormen en vol kleuren, de witte huisjes met rood pannendak en groene luiken lachen in de zon en schitteren als juwelen, de vogels zingen, de vlinders fladderen en 't hoge koren krijgt reeds hier en daar goudachtige tinten, die in de verte als een zachte weelde blinken tussen de donkerder gewassen.
Oneindig stil en rustig is 't op 't land, dat daar ligt gelijk een wijd-golvende tuin van heerlijkheid onder de wazig-blauwe hemel. Waar zijn de mensen, waar zijn de geluiden, waar is de drukte van alle andere dagen? Niets beweegt, niets is hoorbaar, zelfs de hanen kraaien niet en de honden blaffen niet. 't Zou haast beklemmend zijn, als het niet zo heerlijk-rustig schoon was.
De zon gaat glanzend onder en verhoogt nog de pracht.
Het is wel zondag, wel heerlijk, rustig zondag op het land.