20 juni
Regen. De naturellen-hutjes blijven de ganse, lange dag onaangeroerd en als verlaten in de regen op het weiland staan. Het is of alles nu gedaan was en maar dood moest regenen. O, dat grijs, eentonig watergieten van een eindloos-lange, zomerregendag! Woei het maar, dan zou althans de molen leven. Maar ook die goede, oude, grijze reus staat daar vandaag roerloos en verlaten en het water zijpelt langs zijn lange, naakte, houten armen en heel zijn ruig-verweerde lichaam schijnt van overstelpend wee te schreien.
Op zulke dagen troost men zich met hoop op beter dagen. 't Wordt morgen zomer; er moeten en er zullen nog zo heel veel schone dagen komen.