tot het einde toe, zonder onderbreking, uitspreken; en dan vroeg ze, schijnbaar heel kalm, met een weke, matte stem: - 't Es zeker om mee 'n ander te trouwen, ne woar, jongen? Hij wachtte even, hij kón niet zo dadelijk daarop antwoorden. Het greep hem zó aan, dat zijn keel hikte.
- Ne woar, jongen, ze dwijngen u? drong zij zacht aan, hem kalm en diep in de ogen aankijkend.
- Joa z', snikte hij plotseling. - Ze willen ons uithongere, ze willen ons duud doen. 'k Moete! 'k moete! of anders stirve we van honger, gij, ikke en... en 't kind!
- Mee wie? vroeg ze enkel, heel kalm.
Hij zei het haar. Hij zei haar het weinige, dat hij er zelf van afwist en voegde erbij, dat het hem ook niet schelen kon met wie, dat het hem precies gelijk en onverschillig was, van 't ogenblik dat men hem toch niet het meisje van zijn hart wou laten.
- Ach, joa, zuchtte ze enkel, en weer zat ze koel, stil, kalm, als versteend en versteven. Florimond twijfelde of ze geloof hechtte aan zijn woorden of niet. Hij wist nauwelijks wat hij zelf zei, hij sprak maar, omdat zij zo stil bleef, omdat hij de machinale behoefde voelde onder woorden, onder veel woorden, om 't even welke, de schrikkelijkheid van de daad te smoren. Zo bleven zij, in de grauwende schemering, lange, lange stonden. 't Was helemaal nacht geworden en nog steeds zaten zij in de duisternis bij 't triestig raampje, hij zenuwachtig-bevend pratend, zij zwijgend, alsof alles wat hij nu vertelde voor haar van geen belang meer was. Het was zo vreemd, zij zaten daar samen als de vreedzaamste mensen ter wereld, zij hoorden de geluiden en het alledaagse leven in de straat: een rijtuig dat voorbijreed, een paar mensen die lachten en praatten onder hun venster, het avondkrant-verkopertje, dat daar, als elke andere avond, met zijn hese, eigenaardige stem, zijn centenblaadje te koop aanbood; 't was alles om hen heen zo doodeenvoudig en gewoon, dat het slechts met schokken van geestesinspanning tot hen kon doordringen dat dit nu de harde, ruwe, scheidingsavond van hun zo lang en teder samenzijn zou weizen...
Maar 't moest er eindelijk toch van komen, en sidderend stond hij op. Hij haalde zijn portefeuille te voorschijn, en gaf